Pleidooi om meer te gaan zien

Mensen kennen zichzelf in de mate waarin ze de wereld kennen, want alleen binnen de wereld kunnen ze zich bewust worden van zichzelf. Misschien moeten we andere mensen worden, zijn er andere mensen nodig, nieuwe mensen die de adem van de lege ruimte in het gezicht kunnen verdragen die de aarde met haar licht en donker, haar hoogtes en dieptes onderkennen en verdragen. Trouw zijn  aan de aarde betekent aandacht voor het tijdelijke, het beperkte van dit bestaan om daarin het tijdloze en grenzeloze te beleven. Het betekent het onvermijdelijke lijden en verdriet accepteren want dat maakt sterk. Wie de donkere krochten ook die in zichzelf ziet en aanvaardt, is verbonden met de wortels van het bestaan en weet zich meer in evenwicht en harmonie.

Door  mijn eigen geschiedenis en door grote ervaringsdeskundigen als Pierre Theilhard de Chardin, Friederich Nietzsche en William James, maar ook door Henri Bergson en Maurice Merleau – Ponty en vele anderen ben ik op het spoor gezet om naast het besef van kijken meer aandacht te hebben voor zien. Met mijn boek pleit ik voor meer zien, voor humanistic perception.

In onze maatschappij en op veel universiteiten gaat het vooral om kijken en bekijken van de werkelijkheid. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in het voornamelijk verzamelen van data, de nadruk op studieonderdelen als informatica, management en organisatiekunde. Er is weinig ruimte voor empathie, kunst en begeerte naar wijsheid. Daarom wijs ik naast de macht van duaal kijken ook op de kracht van het non duale zien, roep ik op naar de gloed te zoeken die onder de as van veel van onze dagelijkse werkzaamheden verborgen ligt, om zo het vuur te ontwaren van liefde en vernietiging, van mortaliteit en nataliteit, de twee danspassen van het bestaan die beweging en verandering tot stand brengen en niets hetzelfde laten, de in- en uitademing, de pijn en het verdriet van loslaten en de vreugde en het geluk van ontvangen en opnieuw geboren worden.

Er bestaan vele gradaties van zien zoals er ook veel vormen van kijken zijn te onderscheiden. Je kunt globaal kijken, oppervlakkig, zelfs onbewust, maar ook doelgericht, met precisie. Wie naar een boom kijkt, onderscheidt een stam, takken, bladeren. Soms wordt kijken bekijken en analyseren. Bekijken leidt tot onderzoeken en bestuderen. Dan wordt de boom omgezaagd, uit elkaar gehaald zodat de jaarringen van de stam zijn te onderscheiden, de kwaliteit van de schors, de vitaliteit van de wortels. Bekijken en bestuderen zijn vormen van kijken. ‘Dat knipt de wereld in stukjes en berooft de dingen van hun heelheid’, schrijft Merleau-Ponty. Om de heelheid der dingen te respecteren moet je niet kijken maar zien. Dat zien kent ook velerlei gradaties. Het kan terloops plaatsvinden, in het voorbijgaan, onbewust, maar ook langdurig, indringend, tijdens hoogte- en dieptepunten van het bestaan. Veel meer dan kijken lijkt de mogelijkheid om te zien iets dat gebeurt, dat je overkomt. Wie ziet, raakt als het ware verliefd, let niet op details, heeft geen oog voor de pukkel op de kin of het loensende oog. Zien is een vorm van liefde die blind maakt. Daarom zijn zieners in de klassieke oudheid blind, hebben ze geen oog voor details maar weten precies wat er aan de hand is. Ze zien en verwerven daarmee een andersoortige kennis, geen waarheid, maar wijsheid.

Intensieve ervaringen van zien doen alle vanzelfsprekendheid verdwijnen en laten ons weten dat onderscheidingen en tegenstellingen componenten zijn van geluk en verdriet, van oorlog en vrede, leven en dood, die alle gelijktijdig bestaan en een eenheid vormen. Want waar licht is, is donker, waar goed is, is kwaad. Zonder het een kan het ander niet bestaan. Met alleen goed of alleen kwaad valt niet te leven. Bemin het kwade en het zal je verlossen, hoor ik mijn grootmoeder zeggen. Dat lijkt een gezegde uit een andere wereld. Dat kan zo maar niet. Nee, zei mijn oma, daar moet je ook heel veel voor doen. Misschien ook heel veel voor laten.

Er zijn mensen met grensoverstijgende ervaringen die van een wijsheid van zien getuigen, oude en jonge mensen die met pijn en verdriet het leven omhelzen, die pleiten voor meer creativiteit en empathie, meer eerbied voor milieu en natuur als de Alma Mater. Meer dan honderd jaar geleden schreef Nietzsche: ik kom te vroeg, het is mijn tijd nog niet. Nu is het tijd, onze tijd om de aarde trouw te zijn en haar meer lief te hebben dan een hemel en open te staan voor de wijsheid van zien. In haar boek van Sophia tot Maria roept Annine van der Meer de wijsheid aan: kom Sophia, kom verborgen moeder, we hebben je nodig zowel om te leven als om te sterven. Studenten en leraren roepen om een nieuwe universiteit, een Bildungacademie waar aandacht is voor de waarde van het bestaan, waar naast kijken, bekijken en bestuderen meer ruimte komt voor bevlogenheid, passie, wijsheid en wijsbegeerte. Aan de randen van de zorg willen mensen meer eigenaar zijn van hun eigen leven, vragen ze om persoonlijk leiderschap, om meer betrokkenheid en verantwoordelijkheid voor de sociale vraagstukken van hun tijd. Die vraagstukken zijn alleen op te lossen door degenen die er zelf onderdeel van uitmaken en wijsheid bezitten. Naast dit alles zijn er talrijke medemensen die het gedaver van de woorden en gedachten in hun hoofd tot bedaren proberen te brengen, hun hoofd willen leegmaken en openstaan voor de momentane aanwezigheid van het bestaan.

Al die tendensen en ontwikkelingen interpreteer ik als niet kunnen volstaan met alleen maar kijken, bekijken, onderzoeken en constateren, als een bewust of onbewust verlangen naar meer willen ervaren van leven en werkelijkheid. Ik pleit ervoor om naast dit kijken aandacht te hebben en open te staan voor momenten van zien, want we hebben beide nodig, zowel kijken als zien.

 

 

Piet Winkelaar

25 september 2015

 

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*