De kunst van het sterven?

“Ik vind het de normaalste zaak van de wereld, dat ik over een paar maanden dood ga ”’. Dat zei de legendarische studentenpastor  Jan van Kilsdonk, enkele maanden voordat hij in 2008 stierf.

De Stoïcijnen, 2000 jaar geleden spraken over de ‘ars moriendi,‘de kunst van het sterven.’
Wat ik van die gevleugelde woorden vind? Inderdaad gevleugeld. Eerst en vooral vind ik sterven geen kunst. Ook mooi, rustig en vredig sterven niet. Zelfs heb ik het ooit ook wel eens gehad over de ‘sublieme’ kunst van het sterven’. ’t Kon niet op. Ook dat deugde niet. Ik zit in de knoop met het woordje ‘kunst. Momenteel, na 85 jaar, ben ik zelf druk doende met mijn eigen stervensproces, maar ik heb niet het gevoel, dat ik bezig ben met het bedrijven van kunst, ook niet nu ik er achter ben, dat het me tamelijk goed afgaat. Op een rustige, zelfs aangename wijze, ben ik stervende, al steunende op mijn stok, rondkijkend naar de adembenemende natuur rondom me heen. Het laatste wat me bezighoudt is de gedachte dat ik bezig ben met de kunst van het sterven. Nee, ik ben uitgespeeld. Dat is alles.
En dan het woordje ‘subliem’. Wat het ook moge betekenen , mijn gevoel zegt me, dat dit woord niet thuis hoort bij het woord sterven. De ars moriendi. Ach ja, een gevleugeld gezegde. Laat ik ’t maar teruggeven aan de oude dichters.
Persoonlijk vind ik het stervensproces, zolang ik maar geen fysieke pijn heb, niet zo moeilijk. Hoe dat komt? Heel eenvoudig, lijkt me. Als iemand gemakkelijk, zonder spanningen, zonder eindeloos bekvechten met zichzelf en anderen leeft, dan sterft hij ook gemakkelijk en zonder spanning. Het ligt dan in de lijn van zo iemands leven. Waarom zou de laatste zin van zijn verhaal anders zijn dan zijn verhaal zelf ? Mijn verhaal is, dat ik tot nu toe geen enkel wezenlijk verschil heb ontdekt tussen mijn huidige en mijn vorige toestand, alleen dat ik nu meer moeite heb met het uit- en aantrekken van mijn broek. Over het verband tussen deze twee toestanden gaat mijn verhaal. Het is immers een oude, door eeuwige herhaling verroeste volkswijsheid, die zegt: ‘zoals je leeft, zo sterf je. Als er dus tussen die twee toestanden geen verschil van kwaliteit bestaat , dan kan iemand eigenlijk volstaan met een goede blik op z’n leven van alledag, maar dan wel zonder de pers of Hollywood erbij.

Eenvoudig?
Als ik mag vaststellen, dat er tussen een natuurlijke, ontspannen manier van leven en een natuurlijke, ontspannen manier van sterven, zoals ik die nu meemaak, geen verschil is, dan mag ik ook verrast en dankbaar vaststellen, dat de stelling die zegt, dat je sterft zoals je leeft en geleefd hebt de toets van de ervaring kan doorstaan. Het schijnt te werken. Het schijnt te kloppen.

De stelling, die zegt dat voor degene, die weet hoe te leven het sterven geen groot probleem zal zijn, kan ik dus onderschrijven , want ik ben er mee bezig.
Iemand hoeft niet met holle ogen en ingevallen wangen op een ziekbed te liggen om echt met zijn eigen stervensproces bezig te zijn. Tijdens zo’n heus proces kan iemand nog volop op de planken staan en het spel meespelen . Hij is echter bezig met het laatste bedrijf en hij weet ‘t. Hij begint langzaam te ervaren, hoe het voelt met sterven bezig te zijn, want hij zit er midden in. Hij weet echter nog niet, wat dood zijn is, want dat heeft hij nog niet meegemaakt. Later, als hij echt dood is en het gordijn gevallen is, zal hij het ook niet weten, want dan is hij er niet meer.
Dat roept natuurlijk de vraag op: ‘Kan iemand zijn eigen dood dan wel meemaken of ervaren?’ Het antwoord daarop zal ‘nee’ moeten zijn, want wie zou die moeten ervaren? Die het zou moeten ervaren is er niet meer.
Dood is geen ervaring. Dood is het einde van alle ervaringen, maar is zelf geen ervaring.
Ook proefondervindelijk meen ik voor mezelf te hebben kunnen vaststellen, dat je je eigen dood niet kunt meemaken. In het verleden hebben zich namelijk enkele incidenten voorgedaan, dat ik plotseling het bewustzijn verloor. Ik was bij volle bewustzijn en ineens was ik er niet meer. Van dat ineens heb ik geen enkele ervaring, geen enkele bewuste ervaring. Als ik zeg ´ineens was ik er niet meer´, dan is dat een reflectie achteraf, geen ervaring.
Naar aanleiding daarvan ging ik ook eens na, of ik ooit het ogenblik heb ervaren, waarop ik in slaap viel. Mijn conclusie was: nee, nooit. Merkwaardig die simpele ontdekkingen die je doet , als je jezelf bewust gaat maken.
Alle mensen van alle leeftijden denken wel eens aan dood gaan, vermoed ik, al is het maar terloops . Toen ik zelf in de ‘Sturm-und-Drang’ periode van mijn leven zat, zo tussen de zestien en veertig speelde dood geen enkele rol. Ver van mijn bed bestond die wel, maar alleen voor anderen , vooral ouderen, pechvogels en zieken, maar niet voor mij.

Wanneer begint eigenlijk dat bewuste ´terminale´ proces, dat we sterven noemen? Een gevleugeld gezegde is, dat je begint te sterven op het moment dat je geboren wordt. Mooi gezegd, maar aan zo´n stukje steriele informatie heeft natuurlijk niemand iets. Je stopt ´t weg en het leven gaat door, of liever: het begint pas. De bedrijven volgen elkaar op gedurende tien, twintig , vijftig jaar, tot op een bepaald punt; en dan houdt dat ´gevleugeld´ gezegde opeens op gevleugeld te zijn en begint sterven een werkelijke, serieuze aangelegenheid te worden. Je stapt bewust het stervensproces binnen, dat nu terminaal gaat worden. Het laatste bedrijf voordat het gordijn valt, is begonnen. Je bent op reis naar de eindbestemming en je weet het.
Hoe gebeurt zo iets? Dat kan op talloze manieren. Te veel om op te noemen. Ieder, die met dit laatste bedrijf is begonnen, kent de beginfase van dit weten. Er is iets voorgevallen en opeens ‘voel’ je, ‘weet’ je.
Als dat moment is aangebroken, kan er een serie van reacties plaats vinden. Een ervan is opstand, gevolgd door ontkenning: ’het is niet waar. De hevigheid daarvan zal ook afhangen van de manier waarop je geleefd hebt, vermoed ik. Uiteindelijk zul je moeten beslissen hoe daarmee om te gaan. Of dan de eenzaamste, meest depressieve tijd van je leven volgt, zal ook afhangen van hoe je leeft en geleefd hebt, lijkt mij, en vooral ook hoe je ‘denkt’.

Ontkenning en opstand
Dus eerst komt de tijd van ontkenning, opstandigheid en vlucht, en iedereen uit je omgeving zal je daarbij helpen, hetzij uit de vaste overtuiging, dat ze je daarmee een dienst bewijzen, hetzij omdat ze de werkelijkheid zelf niet onder ogen kunnen of durven zien. Ze weten er geen raad mee en voelen zich niet op hun gemak. Hoe kan het ook anders. Ze zien sterven niet alleen als iets catastrofaals, maar ook als iets zeer intiems, niet bestemd voor publiek. Daarbij, als ze je nog zien rond lopen als een gezond exemplaar van de menselijke kudde, dan is er toch immers niets aan de hand.
Ik moet hier onmiddellijk aan toevoegen, dat, wat ik hier over ontkenning en opstand schrijf, geen eerste hand kennis uit ervaring is,want die heb ik niet.
Ontkenning, boosheid en opstand wat betreft sterven en dood zijn me ten enenmale vreemd. Ik heb mijn informatie op dit dan ook enkel uit boeken of van horen zeggen

Stervensproces.
Niet vanwege een terminale ziekte, die iemand aan het bed kluistert, maar meer wegens een bepaalde fysieke toestand, waarin ik terecht ben gekomen en die permanent blijkt te zijn, heeft de gedachte aan de dood nu permanent zijn intrek genomen in mijn dagelijks bewustzijn. Dood kan ineens toeslaan. Sterven is dan ook heel vaak bewust en prominent aanwezig in mijn denken en vraagstellingen, en zeker zonder onderbreken aanwezig op de achtergrond, als een decor van alles wat ik doe en waar ik zoal mee bezig ben. Dit vind ik helemaal niet deprimerend, dramatisch of erg. Integendeel. De dood eist enkel op een vertrouwde en, ik moet zeggen, niet onaangename wijze, mijn hele aandacht op, als een soort huisgenoot, die niet stoort, maar wel veel aandacht, voeding en communicatie en zelfs af en toe een knuffel behoeft, zoals alle huisgenoten. De dood is geen stoorzender. Ik ervaar de gedachte aan de dood als de aanwezigheid van een prettig gestoorde vriend. Vandaar dat de dood mij ook geen angst inboezemt.
Een aangename bijkomstigheid van zijn aanwezigheid is, dat ik elk ander nieuwsgierig gezelschap, dat mij niets meer te zeggen heeft en dat zelf ook geen boodschap meer heeft aan mij, bijna angstvallig begin te vermijden. Dat gezelschaft is leeg, doods en vermoeiend .
Je begint te ervaren , dat de beste vriend , het beste, liefste en meest vertrouwd gezelschap dat je ooit gehad hebt jezelf bent, je eigen geest, je eigen denken en gevoel. Ik ben mijn eigen beste vriend, die onvoorwaardelijk liefheeft, d.w.z. die zichzelf kan vergeven, zelfs daar waar anderen dat niet kunnen. Ik denk ook, dat dit ik hiermee de grondslag schep van de onvoorwaardelijke liefde die ik ga ondervinden, zodra ik de grens over zal zijn, terug naar huis.
Wat mij betreft zit ik in een van de eenzaamste rijkste en tegelijk heerlijkste perioden die ik in mijn leven ooit heb meegemaakt.

 

Auteur: Hein Thijssen, een maand voordat hij stierf

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*