Ja baas! Slechts honderd verhalen over leiders (5)

Tranen

In de hemel werd een wedstrijd georganiseerd. God stelde de engel die het allermooiste op aarde zou vinden een ruime beloning in het vooruitzicht. Hoewel het maar de vraag is waarmee Hij een engel een plezier zou kunnen doen, deden ze allemaal mee. Ze vlogen eropuit, doorkruisten de hele aarde, zochten overal en keerden terug met hun inzending.

Ze hadden de prachtigste dingen meegebracht. Zeldzame bloemen, kleurrijke veren, tedere vlinders, kunstwerken en zelfs dauwdruppels. En toch was God niet onder de indruk van de inzendingen. Totdat een engel terugkeerde met een klein flesje waarin de tranen zaten van een wereldleider die huilde om de oorlog waarvoor hij verantwoordelijk was. Deze engel kreeg de eerste prijs.

 


 

Vet

Diep in het bos staat de woning van een houthakker en zijn gezin. Ze leven van wat de natuur hun te bieden heeft. Dat gaat, maar het houdt niet over. Elke nieuwe dag brengt weer de zorg voor voldoende eten. Die avond zit het gezin aan tafel met niets dan een waterig soepje en wat oud brood. Ze willen net gaan eten als een rijk geklede, maar verfomfaaid uitziende man aan hun deur staat. Het is de koning die, afgedwaald van het jachtgezelschap waarmee hij op pad was, moe en hongerig bij hun huis is aangekomen. Hij vertelt hoelang hij al alleen door de bossen heeft gelopen en vraagt of hij iets te eten kan krijgen. De vrouw schaamt zich voor de armzaligheid van haar soep, maar biedt de koning er toch een kom van aan.

‘Dit is helaas alles wat we hebben,’ zegt ze verontschuldigend. De koning zegt niks en eet samen met het gezin van de soep en het brood. Wanneer de koning weer vertrekt zegt hij: ‘Ik heb helaas niets bij me wat ik kan geven in ruil voor het eten. Maar morgen kom ik terug en eet ik weer mee. Ik betaal jullie dan net zo veel gouden munten als er vetogen op de soep drijven.’

De volgende dag geeft de vrouw haar man en kinderen opdracht om alles, maar dan ook alles, waar maar een beetje vet aan zit, bij elkaar te schrapen. Deze kans kan het einde van hun armoede betekenen. Ze vangen een vogel, vinden een stuk kaas, nog wat oude room en wat restjes vlees. Maar voor de vrouw het is nog niet genoeg. ‘Er moet meer in!’ roept ze. De kinderen worden het bos ingestuurd om paddenstoelen te verzamelen. Vader moet met het laatste geld naar de markt voor boter. En ondertussen slacht de vrouw het konijn, ook al weet ze dat de kinderen het zullen missen. Ze heeft alleen de gouden munten voor ogen die ze vanavond zal krijgen. Alles wat ze aan vettigheid hebben kunnen vinden gaat de pan in, het vuur wordt opgestookt en dan gaat de deksel erop.

’s Avonds zit het gezin samen met de koning verwachtingsvol aan tafel. De vrouw haalt de deksel van de pan. En dan wordt het stil, heel stil. Op de soep drijft één groot oog van vet. De koning legt één munt op tafel en vertrekt.

 


Vijand of vriend

Een oude Chinese keizer leek vast van plan het land van zijn vijand te veroveren en zijn vijand te vernietigen. Diverse keren had hij zijn plan met zijn adviseurs besproken. Zij hadden hem raad gegeven en wachtten op het bevel om aan te vallen, maar dat kwam maar niet.

Op een dag zagen zij dat de keizer met zijn vijanden om de tafel zat, met hen at en lol maakte. Ze begrepen er niets van.

‘U wilde toch uw vijanden vernietigen?’ vroegen zij verwonderd.

‘Dat heb ik ook gedaan!’ antwoordde de keizer. ‘Ik heb mijn vijanden vernietigd door ze tot mijn vrienden te maken.’

 


Glas

De CEO van een groot bedrijf kreeg nogal eens van zijn directeuren te horen dat zij er wel voor konden zorgen dat de omzet omhoog ging, maar dat dan de marge omlaag ging. Of andersom. Maar meer verkopen met een hogere marge, dat zat er niet in. De CEO antwoordde dan met de volgende parabel.

Toen de mensen nog in lemen hutten woonden, voerden ze doorlopend het gevecht om warmte en frisse lucht. Een gat in de muur van de hut leverde frisse lucht op, maar ook kou. Als ze het gat dichtmaakten, bleef het warm, maar zaten ze in het donker. De ontdekking van glas maakte het mogelijk om het zowel warm als licht te hebben in huis.

‘Ga op zoek naar het glas!’ zei hij dan.

 


Wezenlijk

Een keizer liet een man bij zich komen die doorging voor de wijste man van alle landen die tot dan toe bekend waren. Hij vroeg hem een boek te schrijven met daarin alle wezenlijke kennis. De erudiet zette zich aan het werk en twaalf jaar later bood hij de keizer een reeks boeken aan. ‘Het is te veel,’ zei de keizer. ‘Zet alle wezenlijke kennis in één boek.’

De man gehoorzaamde en kwam vier jaar later terug met één boek. ‘Het is nog steeds te veel,’ zei de keizer. ‘Ik heb een rijk te besturen en ben een druk bezet man. Schrijf op enkele bladzijden wat jij van wezenlijk belang acht en geef mij de bladzijden.’

Opnieuw zette de geleerde zich aan het werk. Na twee jaar had hij het wezenlijke van zijn kennis op enkele bladzijden samengevat. Hij gaf ze aan de monarch. Deze had het die dag bijzonder druk en had een laatste verzoek: alles op één bladzijde. De man had enkele jaren nodig om dat wat hij als de wezenlijke kennis beschouwde op één bladzijde te zetten. ‘Het is nog altijd te veel,’ zei de keizer. ‘Ik wil je iets voorstellen: hou op met schrijven. Probeer het wezenlijke van je kennis in één woord te concentreren en kom me dát woord vertellen. Ik zal je goed belonen.’

De man trok zich terug op een dorre vlakte en dacht diep na. Toen hij eindelijk het woord had gevonden dat het wezenlijke van al zijn kennis, ervaring en wijsheid vertegenwoordigde, vroeg hij audiëntie bij de keizer aan die inmiddels een oude man was geworden.

‘Heb je het woord gevonden?’, vroeg de keizer aan de geleerde.

‘Ja, majesteit. Ik heb het gevonden.’

‘Kom hier en fluister het in mijn oor,’ zei de keizer.

De geleerde liep naar de keizer, boog zich naar zijn oor en fluisterde het ene woord. De keizer was de enige die het hoorde. ‘Maar dát wist ik al!’ riep hij uit.

 


MP

‘Wie bent u?’ zei de minister-president toen hij de deur opendeed.

‘Ik ben God,’ antwoordde de vreemdeling.

‘Dat geloof ik niet,’ sneerde de MP, ‘laat me dan maar eens een wonder zien!’

En God liet hem het wonder zien van de geboorte van een kind.

‘Nou ja!’ zei de minister president, ‘mijn wetenschappers maken leven in het laboratorium en hebben het geheim van de erfelijkheid bijna onder de knie. In-vitrofertilisatie is veel doeltreffender dan uw houtje-touwtjesmethode en wij kunnen nu al vissen en zoogdieren kweken zoals wij ze hebben willen. Laat me maar eens een echt wonder zien.’

En God liet de lucht inktzwart kleuren en deed hagelstenen op de aarde kletteren.

‘Dat is niks,’ zei de minister-president, terwijl hij de telefoon pakte en de luchtmacht belde. ‘Stuur me even een paar vliegtuigen die de wolken besproeien met chloridekristallen, wil je?’ En een squadron vliegtuigen besproeide de wolken. De hagel verdween als sneeuw voor de zon en de duisternis maakte plaats voor stralend weer. ‘Laat me nou echt eens iets zien?!’ zei de MP.

En God stuurde een kikkerplaag naar de aarde. Maar de minister-president belde direct het ministerie van Landbouw en Visserij en gaf opdracht om een middel te produceren om de kikkers te verdelgen. Een paar dagen later was het land weer vrij van kikkers en het volk prees de minister-president en noemde een laboratorium naar hem. ‘Nou, nog één kans!’ sneerde de MP. En God liet de zee splitsen. Maar de minister-president belde de marine en liet een onderzeeër de ijskap van Antarctica smelten. En de ijskap smolt zodat de zee weer vol liep.

Toen zei God: ‘Ik zal alle eerstgeborenen doden’.

‘Armzalige truc,’ zei de MP. ‘Kijk maar eens op dit scherm.’ En kruisraketten vlogen naar hun nauwkeurig bepaalde bestemming en fragmentatiebommen vernietigden alles in hun omgeving en radioactiviteit doodde alles wat leefde.

‘Ik kan doden opwekken,’ zei God.

‘Alstublieft!’ zei de minister-president toen hij in zijn kist lag, ‘wek me weer tot leven.’

‘Waarom, wie ben je eigenlijk?” zei God terwijl hij het deksel sloot.

 


Melodie

De sjah van Perzië sprak graag in gelijkenissen of gaf ‘aanschouwelijk onderwijs’. Op een dag was hij in gesprek met zijn ministers over de vraag wat de zoetste melodie is.

Een van de ministers antwoordde: ‘De melodie van de fluit.’

‘Nee,’ antwoordde een andere minister: ‘De melodie van de harp is de mooiste.’

De derde zei: ‘Welnee, dat is toch echt de melodie van de viool.’

En zo ging het dispuut nog een tijdje door.

Daarna ging de sjah met zijn ministers aan tafel. De banketten van de sjah stonden bekend om hun heerlijke gerechten en wijnen in overvloed. Maar dit keer waren de tafels leeg. De gasten werden onderhouden door muzikanten die speelden op de instrumenten die de ministers zelf genoemd hadden in het dispuut over de zoetste melodie. Maar de tafels bleven leeg tot middernacht . Niemand durfde de verheven heerser te vragen wat er aan de hand was.

Toen gaf de Sjah de eerste kelner een teken. Hij bracht een schaal met voedsel naar binnen en sloeg met een grote opscheplepel op het deksel. ‘Kling, klong,’ klonk het door de eetzaal. Alle ministers slaakten een zucht van verlichting. Eindelijk eten! Toen zei de sjah: ‘Wat is de zoetste melodie? Dat is het gerinkel van vaatwerk in de oren van een hongerige mens!’

 


48 Zwakheid of kracht?

Een tienjarige jongen wilde judo leren, ondanks het feit dat hij zijn linkerarm was kwijtgeraakt bij een verschrikkelijk auto-ongeluk. De jongen kreeg les van een oude Japanse judomeester. Hij deed het goed, daarom begreep hij niet waarom de meester hem, na drie maanden training, nog maar één greep had geleerd.

‘Sensei,’ vroeg de jongen op het laatst, ‘moet ik niet meer grepen leren?’

‘Dit is de enige greep die je kent, maar het is ook de enige greep die je moet kennen,’ antwoordde de sensei.

De jongen begreep het niet, maar vertrouwde zijn meester en ging door met trainen.
 Maanden later nam de sensei de jongen mee naar zijn eerste wedstrijd. En tot zijn eigen verbazing won de jongen de eerste wedstrijd met gemak. De derde wedstrijd ging moeilijker, maar na verloop van tijd werd zijn tegenstander ongeduldig. Toen zette de jongen zijn ene greep in en won de wedstrijd. Nog steeds tot zijn grote verbazing stond de jongen nu in de finale.

In de finale was zijn tegenstander groter, sterker en meer ervaren. Een tijdlang leek het alsof de jongen het onderspit moest delven. De scheidsrechter was bang dat de jongen schade zou ondervinden en beval een time-out. Hij wilde eigenlijk de wedstrijd staken, toen de sensei zich ermee bemoeide. ‘Nee,’ zei hij, ‘laat hem doorgaan.’

Kort na het hervatten van de wedstrijd maakte zijn tegenstander een cruciale fout: hij liet een gat vallen in zijn verdediging. Ogenblikkelijk gebruikte de jongen zijn greep om zijn tegenstander vast te zetten. De jongen won de wedstrijd en het toernooi. Hij was de kampioen!

Onderweg naar huis namen de sensei en de jongen elke beweging van elke wedstrijd door. Toen verzamelde de jongen de moed om de sensei te vragen wat hem echt bezighield.

‘Sensei, hoe kan het dat ik het toernooi won met maar één greep?’

‘Je won om twee redenen,’ antwoordde zijn meester. ‘In de eerste plaats beheers je de moeilijkste greep van alle judogrepen. En in de tweede plaats, de enige verdediging tegen die greep voor je tegenstander is dat hij je linkerarm beetpakt.’

 


Gebrek aan visie

Jaren geleden ging een man aan het werk in een warenhuis. Het viel hem op dat er zoveel spullen lang bleven staan die veel ruimte in beslag namen maar nauwelijks verkocht werden. Hij vroeg de eigenaar toestemming om al die spullen op een tafel te zetten en te verkopen voor tien cent per stuk. Zijn baas vond het goed en hij was in een mum van tijd de meeste spullen kwijt. Een paar weken later deed hij dat nog een keer, en weer met groot succes. De onverkoopbare koopjes gingen als warme broodjes over de toonbank.

Toen stelde hij zijn baas voor een speciale zaak te openen om spullen te verkopen voor vijf of tien cent. Maar de baas zag het niet zitten en weigerde toestemming te geven. De man nam ontslag en begon voor zichzelf. Binnen een paar jaar was hij een succesvol zakenman aan het hoofd van een enorme winkelketen.

Zijn vroegere baas zei later: ‘Ik heb uitgerekend dat ieder woord dat ik gebruikt heb om zijn idee de grond in te boren, me een miljoen dollar gekost heeft.’

 


Wie

Een jongeman trad in dienst van een multinational als trainee. Hij was nogal vrolijk en onaangepast van karakter en belde op zijn eerste werkdag naar de kantine en riep in de telefoon: ‘Een koffie graag, en snel een beetje!’

Een stem aan de andere kant barstte uit: ‘Idioot, je hebt het verkeerde nummer gekozen! Weet je wel tegen wie je het hebt, mafkees?!’

‘Eh, nee’, antwoordde de trainee.

‘Ik ben de algemeen directeur van het bedrijf, klungel!’

De trainee liet zich niet uit het veld slaan en blafte terug: ‘En weet jij dan tegen wie jij het hebt, eikel?’

‘Ik heb geen flauw idee,’ antwoordde de algemeen directeur.

‘Mooi zo!’ zei de trainee en hij legde de hoorn neer.

 


 

 

Kijk voor alle afleveringen op dit overzicht

 

 

 

 

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*