Feuilleton – 24 – Du vin, du pain, du pindakaas : Het zwaar te verduren hebben

Ne pas être à la fête

Het zwaar te verduren hebben

Dupont schudt ons nog wel de hand om te bedanken, maar duidelijk is dat hij het nut niet inzag van onze armzalige pogingen. Zwaar onder de indruk van gesmolten kaplaarzen en alles wat we meegemaakt hebben, nemen we een flinke neut en vanaf ons bankje bekijken we de verrichtingen van de brandweerlieden in de verte. Om negen uur ’s avonds vertrekken de meeste wagens. Ze zijn de brand meester. De laatste wagen blijft nog tot laat in de nacht de geelgloeiende grasmassa kuilgras nablussen. Richting middernacht is er niet meer over dan een donkerrode gloed, als eindelijk de verlossende onweersbui losbarst.

De volgende dag slijpen we een gevonden oude zeis en met nog meer snoeigereedschap gaan we het onkruid langs onze in totaal twee kilometer lange omheining te lijf. Het zal ons niet gebeuren dat we aansprakelijk worden gesteld voor een bosbrand ontstaan door onze nalatigheid. Het blijkt meer werk dan verwacht en met de hand vinden we het ondoenlijk. Het werken met de zeis is een vak apart en we kopen une débroussailleuse, een kantenmaaier op benzine. Erik is wel trots op zijn nieuwe speeltje en we beginnen aan het bizarre idee te wennen dat al dit land mogelijk in de toekomst, ons land zal zijn.

Zaterdagochtend komt Jean-Pierre in zijn beste pak langs: ‘Ik ga zo naar het gemeentehuis’, zegt hij op een toon alsof wij gelijk moeten begrijpen waarom hij daar heen gaat. Hij ziet aan onze gezichten dat we wachten op uitleg. ‘Het feest van la centenaire. Gaat u ook?’

‘We zijn niet uitgenodigd’, zegt Erik.

Ohpff, dat maakt niets uit, iedereen kan gaan. Er is wijn en taart’, hij verheugt zich duidelijk op dit feestje. ‘En ze hebben een heel grote tent opgezet!’

Nu worden we toch wel nieuwsgierig. ‘Maar we hebben geen cadeau.’

Heel foute opmerking. ‘Een cadeau?’ vraagt hij verbaasd.

‘Geeft men in Frankrijk geen cadeaus op verjaardagen?’

Jean-Pierre blaast en mompelt iets wat we niet kunnen verstaan. We vragen of hij niet even wil gaan zitten voor een drankje, maar dit keer heeft hij haast om bij de taart te komen. Met een ‘tot straks’ gaat hij weer weg ons vertwijfeld achterlatend. Wel aardig dat hij het zomaar komt zeggen, maar wat moeten we nu? We gaan gewoon en nemen een fles Hollandse advocaat mee.

Onderweg zien we meerdere keren ballonnen aan paaltjes gebonden. De ballonnen wijzen als het ware de weg naar het feest. Bij het gemeentehuis is het inderdaad druk. Althans voor de normen van ons dorp; iedereen is uitgelopen. Vlaggetjes en een partytent. We lopen onwennig tussen de mensen door en worden vooral aangegaapt. Van de mensen die we kennen, schudden we de hand. Niet iedereen kunnen we even goed verstaan, maar we begrijpen dat het woord de ronde heeft gedaan dat wij hebben geholpen bij het blussen van de brand. Jean-Pierre komt trots bij ons staan en vertelt aan iedereen die het wil horen dat wij zijn overburen zijn en we zo hard werken. Je zou er verlegen van worden.

Champagne wordt aangereikt, de heerlijke vleeshapjes laten we aan ons voorbijgaan. Wel zetten we verheugd onze tanden in een vlaai, clafoutis waar veel toefjes slagroom de kersen aan het zicht onttrekken. Helaas is het schrikken voor ons zoetekauwen, want Franse slagroom blijkt niet gezoet.

We zoeken waar we la centenaire kunnen vinden. Om de hoek bij de deur van het gemeentehuis staat een lange rij wachtenden. We sluiten aan en schuifelen mee de trap op, keer op keer ons verontschuldigend, wanneer de mensen die gefeliciteerd hebben zich naar buiten wurmen door dezelfde deur, en onvermijdelijk tegen ons aan botsen. Het duurt en het duurt.

Eindelijk kunnen we naar binnen gluren. Daar zit ze, haar dochter en kleinzoon aan haar zijde. Ze komt net boven de enorme platte vierkante taart op de tafel uit. ‘Van de commune’ staat erop. Ah, daarom geeft niemand een cadeau, het is al geregeld. Naast de familie de trotse burgervader, keurig in pak met een sjerp diagonaal over zijn dikke buik. Oma heeft een splinternieuw blauw vest aan – dat ze er nog maar lang van mag genieten – en haar haren zijn netjes gekapt. Maar echt blij ziet ze er niet uit. Al gauw blijkt waarom. Iedereen wil met haar op de foto. Buren met kleinkinderen en mensen en kinderen uit andere dorpjes. Ze moppert en moppert maar niemand die zich er wat van aantrekt. Kom op oma, je bent honderd en dit zal je weten ook, dat maken wij niet vaak mee, dus met deze bezienswaardigheid willen we op de foto. Ach gut, arm wijfie. Ze neemt wraak door niet te lachen voor de vele kiekjes. Tot mijn schrik zie ik dat inderdaad niemand een cadeau bij zich heeft.

Dan eindelijk zijn wij aan de beurt. Claudine en Michel beginnen te stralen als ze ons herkennen. Zelfs oma Désirée lacht! Ze stoten de burgemeester aan en fluisteren: ‘Les Irlandais.

Non, ils sont Néerlandais’, corrigeert hij ze zachtjes.

Néerlandais?’ herhalen ze vragend ons aankijkend.

Oui, Hollandais’, zeg ik in de hoop iets te verduidelijken. Maar aan de gezichten kan ik zien dat de verwarring over drie landen nu helemaal compleet is. Maar onze nationaliteit maakt niet uit, er wordt niet gediscrimineerd. We worden gekust, onze armen heen en weer gepompt en vele keren bedankt dat we gekomen zijn. Ik voel me ongemakkelijk, het is net alsof we dure buitenlandse afgezanten zijn, uit welk van de drie landen is dan even de vraag. Het wordt nog erger als we de fles advocaat geven. Désirée kijkt er verbaasd naar. Een cadeau vraagt ze? We knikken. Ze is helemaal vereerd. Voordat de fles weggezet dreigt te worden, vertel ik dat het een Hollandse specialiteit is, gemaakt van eieren en ik leg uit hoe het traditiegetrouw wordt gegeten. Eigenlijk vertel ik het meer om te voorkomen dat men ooit bij het openen van de fles zal denken dat het niet meer goed is, omdat de advocaat niet uit de fles wil komen.

zwartekipadvoMichel kijkt nu met heel andere ogen naar de fles. ‘Een alcoholisch drankje van eieren met avocado?’ zegt hij terwijl ik hem zie denken dat dit heel raar moet smaken. Zijn vergissing is natuurlijk begrijpelijk.

‘Het is niet van avocado’s gemaakt,’ haast ik me te zeggen, ‘maar het héét advocaat. En,’ voeg ik eraan toe, ‘het is niet echt een drankje. Je eet het.’

‘U bedoelt dat u het drinkt’, zegt Michel denkende dat ik me in de taal vergis.

‘Nee, je eet het.’

Verbaasd herhaalt hij mijn opmerking.

‘Ja, met een lepeltje uit een glas, je kunt het niet drinken.’

Hij kijkt nog eens op de fles: ‘Maar het is alcohol, dat drink je toch?’

‘Het is te dik om te drinken.’

Michel constateert dat het wel een heel bijzonder cadeau moet zijn dat oma daar krijgt en bedankt ons namens oma nog eens hartelijk. Als beloning mogen we met haar op de foto, maar gelukkig komen we daar onderuit omdat we geen camera bij ons hebben. ‘Comme vous voulez’, is het enigszins teleurgestelde antwoord.

_____________________________

Kijk hier voor alle afleveringen 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*