Feuilleton – 10 – Du vin, du pain, du pindakaas : Doen waar men zin in heeft

Vivre selon ses idées

Doen waar men zin in heeft

De volgende morgen worden we wakker met een prachtig uitzicht op het nog mistige dal. Het belooft een zonnige dag te worden. Op het weggetjes zie ik de witte staartjes van een paar hobbelende konijntjes. Steeds meer kun je zien van de bergen en de bosschages. Een stier die hier gewoon bij zijn dames mag lopen, begint te grommen als een leeuw. Het grommen gaat over in een serie van drie keer hees loeien, zo ongeveer als de misthoorn van een boot. Langzaam doemen de koeien op. Ze zijn op weg naar het beekje dat door hun land stroomt. Een kalfje hobbelt achter zijn moeder aan. Het kan zo een fragment uit een natuurfilm over de Afrikaanse savanne zijn. Nog even en er komt een giraffe voorbij.

Na het ontbijt gaan we het wespennest uit de schoorsteen halen. Het zit te hoog om van onderaf bij te kunnen. De ladder buitenom is te kort en haalt de schoorsteen nét niet. Creatief bedenken we een oplossing. Men neme een Land Rover, een houten ladder, tien meter touw, een gevonden oud weegschaalgewicht van twee kilo, een sterke jongen met een dosis lef en een lief meisje om te helpen. Vervolgens parkeer je de Land Rover tegen het huis, ladder op het dak van de auto, jongetje naar boven, touw met het gewichtje door de schoorsteen naar beneden. En natuurlijk staat het meisje precies in de keuken onder de schoorsteen wanneer de troep naar beneden komt. Toch bang dat er nog leven in zit, sla ik paniekerig het enorme ding van mijn hoofd. Het wespennest is zo’n dertig centimeter in doorsnee en veertig centimeter hoog! We bewonderen het prachtige papieren bouwwerk. Althans wat er van over is.

Verdere opdracht voor vandaag: een bankrekening openen. Ook al is nog niets zeker wat dit huis betreft, we weten wel zeker dat we in Frankrijk een vakantiehuis willen hebben. De notaris in Nederland adviseert de Credit Agricole. In St. Aubin zit een modern filiaal en we treffen een vriendelijke meneer van middelbare leeftijd, die ons in goed verstaanbaar Engels te woord staat. Onze negatieve vooroordelen over de Fransen brokkelen steeds verder af. Ondanks dat Engels onze tweede natuur is en we het op ons werk beiden dagelijks nodig hebben, blijven wij Frans spreken. Wíj zijn hier te gast en wíj moeten ons aanpassen. De man hoopt dat er meer mensen zoals wij naar Frankrijk komen. Back to nature, out of the crazy world, vindt hij. Wanneer de man even later een printje moet uitdraaien van onze nieuwe bankrekening, blijkt dat hij toch niet zo modern is als wij dachten.

De printer doet niets. Mompelend onderzoekt de bankmedewerker wat er mis kan zijn met het apparaat. Hij doet de volle papierlade een paar keer open en met een klap weer stevig dicht. De beste man drukt het aan-uitknopje van de printer nog eens in. Nee, dat is toch allemaal niet de oorzaak. Nog een keer drukt hij op de printtoets. Geen reactie, de printer zwijgt in alle talen. Meneer probeert een andere aanpak. Heel langzaam benadert hij met zijn wijsvinger het printknopje op zijn toetsenbord. Alsof hij een prooi besluipt, komt de gekromde vinger dichterbij. Dan met een razendsnelle beweging tikt hij de toets in. Helaas de prooi moet ontsnapt zijn, er gebeurt niets. Nu kiest de man voor de strenge aanpak. Hij drukt zo lang op het arme toetsje totdat zijn vingertop wit ziet. Niets helpt. Ook niet het nogmaals opnieuw intikken van al onze gegevens, die hij inmiddels kwijt is.

Minitel1Ineens realiseert hij zich weer dat wij nog zitten te wachten en verontschuldigt zich dat het niet lukt. Erik biedt aan te helpen. Vol ontzag vraagt de man of wij dan een computer thuis hebben. De pc en internet zijn hier op het platteland nog niet zo normaal als in Nederland. Hier werkt men nog met het antieke Minitel uit negentienhonderdtweeëntachtig dat via de telefoonlijn werkt. Zeg maar een ouderwetse monitor met een digitaal telefoonboek. Toch maken vijfentwintig miljoen Fransen er dagelijks gebruik van. We vertellen maar niet dat er thuis in Nederland, in bijna iedere kamer een pc staat. Erik tikt enkele toetsjes in en na een paar seconden komt de printer tot leven. De man is ons erg dankbaar voor deze redding en we hebben er weer een vriend bij.

Als we weer thuis zijn is het buiten vijftien graden warmer dan binnen! De eeuwenoude huizen hebben hier muren van ruim een meter dik. In de hete zomers en ook in de koude winters zal dat prima isoleren, maar zo in het voorseizoen is het raar. Nu de schoorsteen verlost is van het wespennest maken we een vuur om het binnen warmer te krijgen. Gewoon onder de schouw op de grond, in een kring van stenen. Zo moet het eeuwenlang ook gedaan zijn. Het vuur blakert de natuurstenen van de muur, in dezelfde driehoek zoals alle voorgaande bewoners het moeten hebben zien gebeuren. De leem tussen die stenen is door de jaren heen gebakken tot een keiharde laag. De rook trekt keurig de schoorsteen in en knus zitten we nog uren voor de warmte in de vlammen te staren en te fantaseren over dit huis en zijn geschiedenis. Morgen gaan we de vijf hectare terrein verkennen en we hopen nog meer historie tegen te komen.

En wat voor historie komen we de volgende dag tegen! In een hoekje overgroeid door bramen staat een antieke cultivator. Waanzinnig gaaf zo’n oud landbouwwerktuig. Met de Land Rover trekken we het gevaarte uit de struiken. De ratelende ijzeren wielen verbrijzelen knarsend grindkorrels en op het weggetje laten ze een dubbel wit spoor achter. We parkeren het loodzware geval op ons erf. Daarna vervolgen we onze ontdekkingstocht en rijden het onverharde karrenspoor verder af. Iets wat in Nederland bijna ondenkbaar is. Als we daar met de Land Rover door een bos willen rijden, moet er een verenigingsevenement aan te pas komen om vergunning te krijgen.

Door het struikgewas glimt iets. Het blijkt een vuilnisbelt te zijn. Op deze plek vinden we genoeg voor een agrarisch museum: een helaas al vergane ponykar, een reuzenkaasrasp op poten en een vingermaaier voor achter ossen. Te besturen door twee man personeel. Een menner voor de dieren en een man voor het laten zakken van de maaibladen. Schitterend! Ook deze dinosaurus binden we achter de Land Rover en slepen de buit naar huis. Buurman François komt eens kijken wat we allemaal aan het doen zijn. Vol enthousiasme laten we zien wat we gevonden hebben.

‘Ja, zulk soort dingen ken ik nog wel van vroeger’, zegt hij en samen met Erik trekt hij aan hendels en pennen, demonstreert hoe de machines door hun eigen wielen aangedreven werkten en nog steeds werken, want het blijkt bijna allemaal nog gangbaar. We staan te popelen om het te gebruiken.

‘Hebt u er vroeger ook zo een gehad?’ vraagt Erik.

‘Ja, maar deze is kapot’, zegt Jean-Pierre.

‘Dat repareer ik wel.’

Voorzichtig vertelt hij ons: ‘Hij is wel heel oud.’

‘Dat vinden wij juist prachtig!’

‘Maar het is afval!’ Hij begrijpt duidelijk niet wat wij in die ouwe troep zien.

We halen onze schouders op.

Vous avez des idées!’ Zijn manier om beleefd te zeggen dat hij het maar raar vindt wat we doen.

‘s Middags haken we de provisorisch gerepareerde maaier achter de Land Rover en rijden over het land om te zien of het ding nog maait. Het geeft een enorm kabaal, maar het werkt wel! Op de herrie komt Jean-Claude Chevalier af. Met zijn handen in zijn zakken, staat hij aan de zijkant van de wei te kijken. We stoppen en hij zegt dat we die avond eieren kunnen komen halen. Wij vertellen dat we zomaar deze oude machine in de bossen hebben gevonden.

Hij vertelt: ‘Deze dingen staan overal, want iedereen reserveert een stukje op zijn land om groot vuil netjes weg te zetten. Auto’s, koelkasten, meubels noem maar op. Deze maaier heeft u zeker achter uw terrein in het bos gevonden.’

We knikken.

‘Dacht ik al. Dat is het bos van Jean-Pierre. En deze oude Kuhn-maaier is van hem.’

_____________________________

Kijk hier voor alle afleveringen 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*