Feuilleton – 43 – Du vin, du pain, du pindakaas : Een leugentje om bestwil

Un pieux mensonge

Een leugentje om bestwil

Als Jean-Marie bezig is zijn pelleteur achter de schuur te zetten, komen er drie auto’s ons weggetje oprijden. Verbaasd kijk ik naar de ongewone stoet. Buurman Jean-Pierre is nogal wat van plan. Het is bijna vier uur, Franse aperitieftijd. Alhoewel, ik zie nu dat er voorop een grote MPV rijdt met een gele kentekenplaat. Onmiskenbaar Nederlanders. De visite! Erachter rijdt een wit autootje met oranje opdruk. France Telecom. Nee! Alles komt tegelijk! De wagens stoppen voor ons hek en ook het achterste autootje moet bij ons zijn. Erik ontfermt zich over de telefoondienstmeneer. Ik kus haastig de visite, drie oud-collega’s van Erik met hun echtgenotes. Ik zeg dat ze de tassen vast binnen kunnen zetten en dat ze maar even rond moeten kijken, want voordat ik de man van de achterste auto kan opvangen, loopt hij het erf al op.

Ik roep hem na, schreeuw ondertussen naar de honden. Die zijn door het dolle heen met al deze bezoekers en springen ongemanierd tegen iedereen op. Ook de verder doorgelopen man krijgt een paar fijne zanderige handtekeningen op zijn beige pantalon. Verontwaardigd schreeuwt ook hij naar de honden, doet een mislukte poging ze te schoppen en om het zand van zijn broek af te kloppen. Vervolgens gaat hij tegen mij te keer. Dat ik mijn honden bij me moet houden en een heleboel dingen die ik niet kan verstaan. De man heeft nu mooi de gelegenheid om Nederlands te leren, want onvervalst in mijn eigen taal vertel ik hem, doorspekt met de nodige vloeken, niet van zijn gedrag gediend te zijn. De boodschap komt wel over, want hij houdt zijn mond, maar loopt wel door. Onze Nederlandse gasten hebben uiteraard alles wel kunnen verstaan en houden zich gegeneerd afzijdig.

Et! Qu’est ce que vous voulez?’ weet ik aan het eind van mijn retirade uit te brengen.

‘Wij hebben een melding binnengekregen dat u geiten heeft.’

Ik schrik me rot. Mond-en-klauwzeergedoe natuurlijk. ‘Wie zijn wij als ik vragen mag?’

L’EDE, L’Etablissement Départemental d’Élevage en wij controleren op fièvre aphteuse. Ik ben dierenarts’, zegt de man nog steeds doorlopend, terwijl hij twee keer zijn naam zegt die ik drie keer vergeet.

De schrik slaat me om het hart. Hebben we in Nederland alle ellende van de MKZ goed doorstaan, zijn we daar met onze hobbydieren niet verraden en dan nu dit! ‘Van wie heeft u die melding dan gehad?’

‘Dat mag ik niet zeggen.’

Hoe ik ook aandring, meer dan ‘mensen uit uw dorp’, kom ik niet te weten. Zouden de buren…? Nee toch?

‘Waar zijn uw dieren?’

Ik leid hem omzichtig langs de varkens, en hoop dat ze stil blijven. Alleen geiten om me zorgen over te maken is al erg genoeg. Hij controleert onze geiten en lijkt tot zijn spijt op het eerste gezicht geen ziektes te kunnen vinden: ‘Maar u moet binnen een week een dierenarts van uw keuze een bloedtest laten doen om aan te tonen dat ze geen brucelose hebben.’

Brucelose, wat is dat?’

‘Een ziekte onder schapen en geiten, waardoor ze hun lammeren verwerpen. Hebt u papieren van uw geiten? Waarom hebben ze geen oormerken in?’ Ik hoef niet te antwoorden, want hij ratelt door: ‘U moet un numéro cheptel aanvragen en uw dieren moeten boucles, oormerken hebben. Hebt u nog ander bétail?’

Que des chevaux, alleen paarden’, geef ik een leugentje om bestwil, want ik wil zijn aandacht afleiden van de varkens die rommelen in hun hok. Daar is hij kennelijk niet over getipt en dat moeten we maar zo houden.

Ook de paarden en hun papieren wil hij zien. Hij is zeer onder de indruk van de inentingsboekjes, internationale paspoorten, rasdocumenten en beaucoup de tampons.

‘Tampons?’ vraag ik nog steeds geërgerd maar verbaasd.

Hij maakt met zijn vuist een stempelende beweging en wijst op de stempels in de documenten. Het hadden net zo goed reclameboodschappen kunnen zijn, maar als er maar stempels in staan, dan is het voor een Fransman goed. Stempels zijn heilig en drukken macht en gezag uit.

Hij lijkt nog meer geïmponeerd als ik hem de chipformulieren laat zien, maar hij vraagt: ‘Ils ont des puces?

Non, bien sûr qu’ils n’ont pas de puces!’ reageer ik verontwaardigd, ontkennend dat mijn paarden vlooien zouden hebben. Daar heb ik nog nooit van gehoord, paardenvlooien.

Mijn opmerking leidt weer tot geïrriteerde verwarring, veel armgebaren, een mimespel van injecteren in paardenhalzen ontvouwt zich voor me. Als we eruit zijn dat puce, behalve vlo ook chip betekent, voeg ik toe dat het in Nederland verplicht is paarden te chippen.

Met een gemompeld: ‘Dan loopt u voor op Frankrijk’, loopt hij weer richting zijn auto. Daar nemen we ijzig beleefd afscheid en drukt hij me nog eens op het hart binnen een week een dierenarts de brucelosetest te laten doen en alle geiten te laten registreren, te oormerken en om een kuddenummer te verzoeken.

Erik en de telefoonman lopen me tegemoet als ik het erf weer oploop. De lijn is inderdaad morsdood, omdat de bijna vergane oude draad bezweken blijkt te zijn onder het gewicht van de druivenstruik die zo gezellig over alle muren klimt. Er moet een nieuwe draad vanaf het begin van het erf naar het huis getrokken worden. Welja, dat kan er ook nog wel bij en zal een lieve duit kosten. Zonder veel omhaal trekt de, overigens zeer vriendelijke, technicien een nieuwe draad. Niet netjes langs de muur van de schuur zoals de oude lijn loopt, maar de kortste route nemend, dwars over het erf! Er liepen al drie lijnen van de EDF. Nu lopen er vier lijnen kriskras over het erf. De oude telefoondraad laat hij gewoon zitten. Franser kan niet. Ach ja, in ieder geval kunnen we eindelijk girotellen en e-mailen, onze zo belangrijke link met de familie. De meevaller van de dag: zelfs als je lijn gebroken is door eigen nalatigheid wanneer je een druif niet gesnoeid hebt, zijn alle reparaties die France Telecom moet doen tot en met de eerste telefooncontactdoos gratis.

_____________________________

Kijk hier voor alle afleveringen 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*