Feuilleton – 42 – Du vin, du pain, du pindakaas : Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan?

Pourquoi se compliquer la vie?

Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan?

Vroeg in de middag staat le plombier al op de stoep. Hoezo komen Fransen hun afspraken niet na?

‘U bent snel!’ zeg ik verbaasd.

‘Ja, ik geef u voorrang boven de Parijzenaren, die komen voorlopig toch niet naar hun vakantiehuis en kunnen wel wachten’, antwoordt hij. ‘Parigots têtes de veau, parisiens têtes de chien’, hiermee de alom bekende afkeer van Parijzenaren door de mensen van het platteland uitdrukkend, door ze voor kalven- en hondenkoppen uit te maken.

De loodgieter blijkt Jean-Marie Neuville te heten. In tegenstelling tot Nederlanders schijnt hij er geen enkel probleem mee te hebben, dat hij een halve meisjesnaam heeft. Samen met hem verkennen we ons terrein. Waar komen de toekomstige badkamer en het toilet, waar zitten de bron en waterput, hoe kunnen de uitlopen van de septic tank verwerkt worden, waar lopen wortels van grote bomen en de waterleiding. Wij weten het antwoord op de laatste vraag niet en de loodgieter gokt dat die achter het huis loopt omdat daar de watermeter zit. Hij ziet dus verder geen enkel probleem in het aanleggen en zegt er maximaal drie dagen over te doen en vraagt om en nabij de drieduizend euro. Ik vind het wel veel geld omdat ik eigenlijk had begrepen dat de gangbare prijs drieëntwintighonderd euro was.

‘Wilt u voor die prijs, omdat het regenwater nu het souterrain instroomt, dan ook nog een eh…’ ik maak met mijn hand een scheppende beweging omdat ik het woord geul niet weet, ‘hier langs de schuur graven?’

Une rigole? Pas de problème’, zegt hij vriendelijk.

‘Kunnen we misschien een gedeelte van de prijs au noir doen?’ vraag ik voorzichtig.

‘Maar deze prijs is sans facture madame’, troeft de slimmerd me af.

Weer wat geleerd. Eerst altijd een devis zwart op wit vragen, en dan afdingen door een gedeelte zwart aan te bieden.

‘Vanavond kom ik le pelleteur brengen, dan begin ik na het weekend.’

Het komt goed uit want vrijdag komen de eerste vrienden uit Nederland ons met een bezoek van drie dagen vereren.

Als we laat in de middag terugkomen van bouwmaterialen kopen, wacht ons een verrassing. Er moet een meteoriet ingeslagen zijn of anders is er een bomexplosie geweest. Een enorme put ontsiert ons erf. Grote bergen aarde vermengd met stenen en boomwortels liggen overal verspreid. De lange gele arm van de grommende pelleteur van Jean-Marie graaft in rap tempo vanaf deze krater voor de drieduizend liter grote fosse septique, een geul naar onze toekomstige badkamermuur. Als een buitenaards wezen staat een groene bol, de tank, midden op de oprit. Als de loodgieter ons ziet, zwaait hij slechts en gaat stug door met werken. Ik ben ernstig verrast. Positief dat hij er nu al is, negatief omdat hij zomaar ons erf op is gegaan terwijl wij er niet waren, we nu in de puinhoop zitten terwijl we overmorgen zes gasten krijgen en omdat hij wel erg tekeer gaat in de eeuwenoude keienlandweg. Ik had daar graag iets van origineel gelaten, maar ik durf van dit alles niets te zeggen. Zijn mechanische arm zwiept heen en weer, raakt af en toe bijna de telefoonlijn die over het erf loopt en mist op een haar na de dakrand. Dat belooft nog wat.

Nog geen kwartier later hebben we de eerste catastrofe. Er blijkt toch een waterleiding te lopen en een fontein water spuit uit de grond. Een zielig verwrongen stuk koperpijp steekt er uit omhoog. Met veel merde putains buigt de dikke man, zijn bouwvakkersdecolleté goed zichtbaar, zich over de geul. Erik rent de kelder in om de hoofdkraan dicht te draaien.

‘Hebt u materiaal om het af te sluiten?’ vraagt Jean-Marie aan mij.

‘U bent toch de loodgieter!’ antwoord ik kattig.

Ohpff’, werpt hij zijn handen ten hemel. Vrouwen!

Erik redt hem en de mannen sluiten de leiding voorlopig af. De geul naar de natte groep is klaar, het laatste wat de loodgieter die dag doet is de bol in de kuil zetten. Vlak voor zevenen is hij klaar en Jean-Marie vraagt of we hem thuis kunnen brengen. Daar had ik nog even niet over nagedacht dat hij niet met zijn auto van de zaak, de graafmachine, naar huis gaat rijden.

De volgende ochtend om half tien staat meneer Neuville alweer voor de deur, dit keer echt met de auto van de zaak, een grote bus vol met buizen en grote zakken piepschuimchips.

Vandaag gaat hij de drie uitloopgeulen vanaf de septic tank graven. De eeuwenoude walnotenboom die gisterochtend geen probleem was, vormt nu ineens een onoverkomelijk dilemma. ‘Hij moet weg’, vindt Jean-Marie.

‘Over mijn lijk!’

‘Dan moeten er takken uitgezaagd worden, want la pelle kan er niet onderdoor.’ Jean-Marie vraagt een zaag en wil die in een prachtige boomdikke tak zetten.

Nu ben ik onverbiddelijk. Ik pak er zelf een ladder bij en zaag voorzichtig twee dunne armen af van de oude reus.

‘Het groeit wel weer aan hoor’, zegt Jean-Marie geïrriteerd, maar ik laat me niet vermurwen meer af te zagen.

Jean-Marie neemt wraak door zijn machine onder de takken door te raggen, waardoor akelig krakende geluiden hoorbaar zijn boven het geluid uit van de graafmachine. Als hij een paar meter gegraven heeft stopt hij.

‘Hoeveel meter is het naar het einde van het land?’ schreeuwt hij boven de herrie uit.

Sais pas, une vingtaine?’ roep ik terug.

‘Dat is eigenlijk niet genoeg, ik ga toch maar langs de andere kant van le noyer, de walnotenboom, dan moet u het hek maar weghalen.’

Tuurlijk, arme boom, heb ik voor niets takken afgezaagd en wel ja ook dat nog, we slopen wel een hek. Jean-Marie ziet ons probleem niet en trekt met zijn graafarm even twintig meter goed hek met schapengaas en al de grond uit, dat hij op een slordige hoop naast de walnotenboom deponeert. ‘Ça vous gêne? Ligt het u daar in de weg?’ vraagt hij als hij mijn verontwaardigde uitdrukking ziet.

Bien sûr que non, Jean-Marie. Welnee, we zien wel weer hoe we dit hek gaan vernieuwen, we hadden tenslotte toch niets te doen’, zeg ik sarcastisch.

Met de Land Rover wil ik er even later langsrijden, als ik de loodgieter plots heftig naar me zie gebaren om te stoppen.

‘Hé! Ho! U mag hier niet rijden, dan beschadigt u la fosse!’

‘Nu niet, of nooit meer?’

‘U kunt hier nooit meer rijden, dan zakt u door de tank.’

Dat had hij wel eerder kunnen zeggen. Nu kunnen we dit gedeelte van het erf niet meer met auto of tractor bereiken! In gedachten plan ik een nieuw pad naar dit gedeelte van het erf. Morgen komt hij de buizen op de badkamer aansluiten en het meerwerk van de regenafwateringsgeulen langs de schuur graven. Het lijkt erop dat het nog voor de eerste visite, die op doortocht is naar Spanje, klaar zal zijn.

‘Hebt u een bidon?’ vraagt de loodgieter de volgende middag. Zonder even te bellen heeft hij de ochtend ergens anders gewerkt.

‘Een bidon?’ herhaalt Erik verbaasd, denkend aan zo’n flesje voor op een racefiets. ‘Wilt u water?’

Non, un bidon d’essence ou d’huile.’

We begrijpen dat hij op zoek is naar een jerrycan. Een oude hebben we niet maar een volle nieuwe vindt hij ook goed. Hij plaatst deze op de kruising van vier buizen naar de septic. De al bestaande buizen stookt hij heet met een brandende krant en schuift zo nieuwe uitlaatstukken erin. Even laten uitharden, lijm ertussen en klaar. Een bochtje in een buis maakt hij op dezelfde manier. Zo leren wij in de toekomst dure koppel- en bochtstukken te besparen. Om de jerrycan giet hij beton. Later als het uitgehard is tilt hij de bidon eruit en blijft er een keurige put met vier buizen erin over.

De septic is nu klaar, alleen nog water erin. ‘U hoeft er niet dagelijks een zakje bacteriën in te gooien hoor. Ook niet wekelijks. Je hebt spul van Tarax dat je maar twee maal per jaar erin hoeft te doen. Verder geen,’ hij wijst naar mijn lange blonde haar, ‘geen lange haren wegspoelen. Dan krijg je un engorgement. Geen Javel gebruiken en matig zijn met waspoeders et cetera.’ Javel blijkt bleekmiddel, chloor, te zijn. Daar had ik nog niet aan gedacht. Je moet natuurlijk geen bacteriëndodende middelen gebruiken in een systeem dat alleen door deze organismen kan functioneren. En eindelijk kunnen we dan echt naar de wc.

Van de in tijd benadeelde Parijzenaren horen we later, dat zij ook drieduizend euro hebben moeten betalen. Alleen was het de officiële witte prijs. Ik wist het!

 

_____________________________

Kijk hier voor alle afleveringen 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*