Feuilleton – 61 – Du vin, du pain, du pindakaas : Eten wat de pot schaft

Manger à la fortune du pot

Eten wat de pot schaft

Dan breekt de kersttijd aan. Het is bitterkoud en het wordt vast een witte kerst. Inderdaad begint het een paar dagen voor kerst te sneeuwen. Sneeuw bedekt altijd al de lelijkheden met zijn liefelijke mantel en hier is het landschap helemaal schitterend. Er wordt niet gestrooid dus de maagdelijkheid van het sneeuwdek blijft. Op de kruisingen staan zakken met zout waaruit je zelf mag pakken om de wegen te ontdooien, maar de Fransen komen hun huizen niet uit met de sneeuw, dus niemand vindt het nodig. In Bagneux heeft een beroemd Engels echtpaar aan het einde van een kilometer lange doodlopende weg, een vakantiehuis. Zij zijn letterlijk ingesneeuwd en klagen steen en been bij de gemeente. De burgemeester die daar ook cantonnier is, laat zich ompraten. Met zijn tractor met laadschep maakt hij de weg redelijk sneeuwvrij. De filmsterren zijn echter nog niet tevreden en willen ook graag dat er gestrooid wordt. De burgervader klimt weer op de tractor en voorziet de hele weg van grit. Als er een dag later op de doorgaande dorpsweg gestrooid moet worden, is tot grote verontwaardiging van de dorpsbewoners, al het grit op. Jammer voor monsieur le maire dat deze Engelsen niet mogen stemmen, dan had hij bij de volgende verkiezingen ten minste nog één stem gehad.

Voor Erik zijn het fantastische tijden. Enkele mensen van bij Charmes behorende gehuchtjes, die wel dagelijks naar hun werk moeten, stranden in de opgewaaide sneeuwhopen, komen gladde heuvels niet op en glijden van de weg af. Altijd weer een spannende klus om ze met de Land Rover te hulp te schieten. Op een ochtend heeft hij zelfs een pendeldienst om diverse auto’s naar de doorgaande weg, die wel gestrooid is, te slepen. In andere jaren schoot Mimi met zijn tractor te hulp, maar die laat deze koude klus graag aan Erik over.

Bij het jaarlijkse door la commune georganiseerde kerst-repas zal er op Erik met zijn Land Rover een toost worden gedronken, want we zijn namelijk overgehaald door Mimi om mee te gaan. In eerste instantie in een impuls hebben we ja gezegd, maar omdat we vegetariërs zijn, wat ongetwijfeld problemen bij een Frans etentje op zal leveren, aarzelen we nu. Ik bel Mimi af: ‘Mimi, het spijt me maar we gaan toch maar niet naar het kerstdiner.

‘Jammer, maar waarom belt u eigenlijk?’

‘Om te zeggen dat we niet komen’, zeg ik.

‘Is er iets ergs?’

‘Nee, nee, er is niets aan de hand.’

‘Maar waarom belt u dan?’

We zitten in een eindeloze lus van wederzijds cultuurverschil. Kennelijk is het bij ons in de buurt niet nodig om een afspraak af te bellen, je komt gewoon niet. Mimi bedankt me heel, heel hartelijk voor het telefoontje, maar weten we wel zeker dat we niet komen?

‘We eten geen vlees Mimi, het is zo lastig.’

‘Er zijn genoeg andere dingen te eten, komt u toch gewoon!’

We besluiten dan toch maar te gaan, voor twaalf euro kunnen we ons geen buil vallen. De dingen die niet vegetarisch zijn zullen we gewoon overslaan.

Op kerstdag ben ik er erg trots op dat het ons lukt te laat te komen. Zoals het goede Nederlanders betaamt, waren we ruim op tijd klaar, maar ik heb me kunnen bedwingen en nu zijn we dus netjes een halfuur te laat. En dan blijken we op de catering na toch weer de eersten te zijn! Met een man of veertig, vooral veel mannen, (de streek is hier vergeven van alleenstaande mannen) zitten we in de ‘gezellige’ salle de polyvalente aan vier lange tafels. Met nog een stel Engelsen zijn we de enige buitenlanders, de rest is allemaal vertrokken naar huis. In de wintermaanden zijn veel dorpjes spookdorpjes omdat de vakantiegangers er niet verblijven.

Op de tafels staan tientallen karaffen rode wijn en manden met stokbrood à volonté, zo veel je wilt, tot de beschikking. Een chef-kok uit Bagneux heeft met een paar vrienden de maaltijd verzorgd.

Als amuse is er een toastje sierlijk getooid met een garnalenprutje. Mimi en Dédée ontfermen zich met graagte ook over onze lekkernij. Na goed drie kwartier en heel wat wijsheden over vlees eten of niet, volgt pompoensoep. Ik verheug me erop. Pompoensoep is in Nederland niet zo gewoon als hier en ik heb het de afgelopen weken echt leren waarderen. Verbaasd zie ik hoe men het na de amuse opschept in hetzelfde bord.

‘Het is zonder vlees’, weet Dédée. ‘Het is un potage en dat is eigenlijk altijd alleen van groenten bereid.’

‘Wat is dan une soupe?’ vraag ik.

Ohpff, soupe kun je ook als maaltijd eten denk ik. Dat is meer wat we ’s avonds eten. Meer gevuld.’

‘En in bouillon zit dan altijd vlees?’

Mimi, gourmet, lekkerbek als hij is, neemt ook deel aan het gesprek en beaamt het. Terwijl hij praat, morst hij per ongeluk rode wijn in het laatste restje van zijn soep. Of nee, niet per ongeluk! Hij giet er nog een scheut bij en tot mijn grote verbazing pakt hij het bord op, beweegt het draaiend heen en weer om de wijn en de soep te vermengen, zet het bord aan zijn mond en slurpt het mengsel naar binnen! Als ik wat gegeneerd om me heen kijk zie ik dat hij niet de enige is die dit doet. Met een stuk stokbrood veegt hij daarna zijn bord schoon en eet het brood smakkend op. Hij voelt dat ik hem zit te begluren en moedigt me aan het ook te doen. ‘Allez-y, fait chabrol!’ Geweldige gewoonte en het smaakt nog lekker ook! De borden noch het bestek worden ververst. In het uur dat we moeten wachten tot het volgende gerecht komen er achter elkaar wat mensen met volle plastic tassen de zaal binnen en vragen naar de chef. Goedkeurend kijkt de meesterkok in de plastic tassen, er af en toe een grote paddenstoel uitpakkend. Er wordt handje contantje afgerekend en ons allen groetend, verdwijnen de onbekenden weer. De gesprekken gaan erna over goede vindplaatsen van de cèpes, maar, zo weet Mimi te vertellen, de beste plekjes blijven geheim voor buitenstaanders.

Dan komt het tweede gerecht op tafel. Als de deksels van de pannen gaan, ben ik meteen jaren terug in mijn keuken in Nederland toen ik vlees voor onze honden kookte. Ik geloof dat we deze maar passeren. Tripe! Pens dus. Bij mijn weten wordt het in Nederland alleen aan de honden gevoerd. Jakkes. Onze tafelgenoten laten het zich echter prima smaken. Ik vrees het ergste als even later het hoofdgerecht op tafel verschijnt. Grote schalen met brokken vlees en de zojuist aangekochte paddenstoelen, tezamen in een donkere saus. Erbij worden een aardappelgratin en een notensalade geserveerd. Met recht een voedzaam winters gerecht. Voor ons Hollanders blijft het toch gek om aardappels met brood te eten. Overigens eten de Fransen hun salade na het warme hoofdgerecht apart op. Ik eet niet zo veel en sneller klaar dan de rest leg ik, mijn couvert gesloten op de rand. Stiekem haal ik het even later weer uit elkaar als ik zie dat iedereen zijn bestek met brood afveegt en bij zich houdt. Voor het volgende gerecht komen er per tafel twee kaasplanken met vijf verschillende allemaal heerlijk stinkende kazen. Dan val ik in de volgende verbazing. Men legt zijn bord op de kop en op de onderkant van het bord eet men kleine stukjes van de kaas! Men proeft slechts. Het is niet de bedoeling alle kaas te verorberen. Na in totaal een uurtje of vijf zijn we toe aan het dessert, vlaai. Ook dit gerecht wordt met hetzelfde bestek van de onderkant van hetzelfde bord gegeten. Efficiënter kan het niet!

 

_____________________________

Kijk hier voor alle afleveringen 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*