Existentialisten

Nog maar een halve eeuw geleden had menigeen de mond vol van existentialisme. Lang niet iedereen wist wat dat was, maar als je jezelf een beetje respecteerde was je ook een existentialist. In gezelschap verwees je achteloos naar Jean Paul Sartre, een bekend filosoof in die dagen. Dat maakte indruk want daarover werd ook vaak in de kranten geschreven. Hij was bovendien een actievoerder en volgens andere ingewijden een kind van zijn tijd. Hij wist precies wat er speelde en wat de wereld nodig had. Daarmee was je solidair. Maar in aanwezigheid van meer gestudeerden riep dat wrevel op want de echte existentialisten wisten zich vertegenwoordigd door Jaspers, Camus, Marcel, Heidegger en natuurlijk Kierkegaard die als een van de grondleggers werd beschouwd. Dat waren serieuze filosofen die beweerden dat we zo met allerlei dingen bezig zijn, dat we van alles lezen en bestuderen, tot technische uitvindingen komen, naar de maan reizen en veel ontwikkelingen in gang zetten, maar dat we daardoor onze eigen existentie vergeten, dat we de werkelijkheid niet echt beleven. Door vooral ons verstand te gebruiken komen we steeds meer te weten, krijgen we aandacht voor exacte waarheden en nauwkeurig geformuleerde hypothesen en weten we in de regel hoe de wereld in elkaar zit, maar we hebben geen aandacht voor ons eigen bestaan..

Martin Heidegger sprak over seinsvergessenheit, een term die aanduidt dat we door te studeren, door onderscheidingen aan te brengen en grenzen te trekken, door emotionele en politieke zaken weg te laten en ons op het concrete en direct waarneembare te richten, we daardoor het alles omvattende en doordringbare bestaan missen, dat we daardoor het existentiële zijn vergeten. Hij richtte zich tegen de louter wiskundige, technologische en objectieve benadering en was voor een ander begrip waarheid, meer een waarheid waar echtheid en authenticiteit in verweven liggen. De mensheid, aldus Heidegger, dreigt anders aan de heerschappij van het technisch denken ten onder te gaan want er is geen oog voor het echte menselijke bestaan. We ‘verdinglijken’ ons bewustzijn, leveren ons over aan de objectieve waarheden van de ons omringende cultuur.

Zijnsvergetelheid, als je dat zo mag vertalen, lijkt me een kenmerk van wat ik kijken en analyseren noem. Ik vind dat op zich niet zo’n negatieve aanduiding want door die momentane vergetelheid hebben we als mensen veel bereikt en tot stand gebracht. Wanneer we druk in de weer zijn, hard werken, ons inspannen om iets te bereiken, vergeten we vaak dat we er zijn, dan gaan we op in de data, in de onderzoeksgegevens en slaan we geen acht op andere dingen. Maar dan dient er daarnaast aandacht te zijn voor beleving, voor existentie zoals de existentialisten betoogden, dan zou er behalve dat digitaliserende kijken aandacht moeten zijn voor het verpozende schouwen en zien, voor stilte en rust. Dat lijkt slechts sporadisch te gebeuren.  De kritiek van de existentialisten is echter verstomd en wordt slechts vermeld in de geschiedenisboekjes, terwijl we met onze digitalisering en robotisering verder weg zijn dan ooit. De ‘verdinglijking’ in de tijd van het existentialisme was kinderspel vergeleken met wat er nu gebeurt. De wereld wordt steeds verder geautomatiseerd. Het leven bestaat uit het indrukken van de juiste knopjes, het tevoorschijn halen van de juiste bestanden. De robot geeft straks aan hoe we moeten leven. Als er ooit existentialisme nodig is dan is het nu. Maar je hoort er niets meer van. Misschien moeten we terug in de tijd, moeten we ophalen wat we zijn verloren. Of zijn we onze existentie en het zijn van Heidegger  helemaal vergeten?

 

Piet Winkelaar

Juli 2019

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*