Dringend gewenst: de Homo Ecologicus

Kunnen wij vriendschap met de Aarde sluiten? In het boek ‘Homo ecologicus‘ onderzoekt Eric van der Vet de mogelijkheden om ons toe te wenden naar de Aarde om de verregaande degeneratie van ecologische systemen te stoppen en te werken aan herstel. Hij sluit aan bij moderne filosofen zoals Latour, Manschot en Kunneman die met hun kritiek op het antropocentrisme voor een nieuwe verhouding tot de Aarde en andere levende wezens pleiten.

Eric van der Vet put uit tientallen bronnen uit de wetenschap, onderzoeksjournalistiek en mondiale en Europese politiek. Hij laat de betekenis zien van duurzaamheidsbewegingen en individuele vernieuwers. Ecologie kan en moet in economie geïntegreerd worden. Dit zal niet zomaar gaan: er is sprake van een heftige strijd tussen economische en ecologische waarden, tussen algemene belangen en deelbelangen.

In aansluiting op hoopgevende initiatieven heeft de auteur krachtige richtingwijzers voor duurzaam handelen uitgewerkt. Hierbij stelt hij het realiseren van ecologische waarden centraal in de posities en rollen die wij vervullen op onze weg van Homo Economicus naar Homo Ecologicus.

 

Een fragment:

“Als kind deed het mij al pijn. Ik zag heel goed dat de uitlaat van onze eerste auto (een Volkswagen van 1954, het nummerbord begon met ST) de lucht van de hele wereld smerig maakte en dat de toeristen en ondernemers de natuur op veel plaatsen in de wereld vernietigden. Ik las over de houtkap in de Amazone-jungle, het verdwijnen van kwetsbare soorten dieren en planten en het verdrijven van inheemse volken die leefden in contact met de natuur. Een natuur die ik van een overweldigende schoonheid vond, waar ik eerbied voor had. Ik wist van de overweldigende krachten als cyclonen, vulkanen, de strijd tussen soorten (je zit aan tafel of je staat op tafel) en het wonderbaarlijke begin van het leven op Aarde.

Zo klein als ik was voelde ik pijn en boosheid over de onverschilligheid, de onachtzaamheid voor dit alles en voor de conditie van de Aarde en haar bewoners. Ik vond toen al het adagium van mijn ouders, politici en ondernemers ‘eerst de welvaart op een goed niveau brengen, dan (pas) is er ruimte voor welzijn’ volkomen irrationeel. En respectloos naar wat ik voelde als ‘oer’.

Net zoals nu waren er toen ook al politici met ambities om ‘iets aan het milieu te doen’. Ik hoor en lees de actuele ambities – ‘Dit is het groenste kabinet ooit’ – en denk: het is leerzaam om nog even het beleid van het Kabinet Den Uyl uit de jaren zeventig in herinnering te roepen: ‘Het beleid van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne heeft in de afgelopen jaren gestalte gekregen op twee grondbeginselen: 1. Sanering van scheefgegroeide of uit de hand gelopen situaties.’
2. Preventie van ontwikkelingen die tot bedreiging of aantasting van de gezondheid en het milieu zouden kunnen leiden.’

Hoe is nu ons oordeel over de effectiviteit van deze inzet, dit beleid? Hoe heeft het beleid uitgepakt naar de gebieden die centraal stonden: waterkwaliteit, toxische stoffen, luchtkwaliteit? En naar andere aspecten op het gebied van het milieu? Hoe beoordelen wij wat de politiek heeft gedaan in de bijna veertig jaar na dit kabinet dat een van de meest heroïsche milieubeslissingen nam, te weten de afsluitbare stormvloedkering in de Oosterschelde? In deel III kom ik terug op de rol en verantwoordelijkheden van de politiek en overheden voor de conditie van onze planeet. Maar nu al wil ik stellen: voorbij de ambities en beloften zijn het de concrete maatregelen (wetten, interventies en regelingen) die ertoe doen. Ik zal het nog wel vaker betogen in dit essay: waarden komen tot uiting in het concrete handelen.

Nu, meer dan een halve eeuw later heb ik als hoogopgeleide, in culturele en materiële welstand levende Westerling een goed leven. Toch zijn dezelfde pijn en woede die ik als kind voelde nog aanwezig.

Pijn over het verlies van schoonheid en waarde-volheid. Woede over de langdurige, massale en massieve ontkenning van de ecologische vraagstukken, het spelen met vuur van de klimaatsceptici en het geloof in de heilzaamheid van groei bij mainstream politici, ondernemers en economen. Dagelijks word ik gevoed met beelden en boodschappen die mij leren dat ‘de mainstream’ maar voortdendert. Laat ik uit de honderden voorbeelden die ik kan geven er een paar noemen.

Het Coalitieakkoord van politieke partijen CDU/CSU en SPD uit januari 2018 onderschrijft het belang van klimaat- en milieubescherming, maar benadrukt tegelijkertijd dat het belangrijk is om Duitsland als vestigingslocatie aantrekkelijk te houden voor de industrie. Energie-intensieve bedrijven blijven een bijzondere status houden. Het akkoord stelt losjes dat de klimaatdoelstellingen van 2020 niet zullen worden gehaald. Er is geen datum voor de uitstap uit de kolenstroom. Duitsland blijft fossiel rijden: ‘Een dieselverbod moet vermeden worden door betere motoren’.

Waar zijn de voornemens voor het radicaal veranderen van de industriële landbouw, de aanpak van de uitstoot van CO2 en zwavel van de zeevaart, de transportsector, de luchtvaart? Waar is het pleidooi voor ecologisering van steden of het benoemen van het belang van een groenere leefomgeving? In plaats van de Aarde wordt het fossiel vervoer beschermd. De noodzakelijke sluiting van kolencentrales en het stoppen van bruinkoolwinning wordt vooruitgeschoven. Ja, er staat iets in het akkoord over insecten en dat er laadpalen voor elektrische auto’s komen. Wat mij betreft zijn het groene kluifjes om (groene?) kiezers te paaien.”

Homo ecologicus

Informatie over dit boek op deze pagina

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*