Boven het dal

Ik zit op de berg en kijk in het dal der plichten. Dat is dor en er is geen water; het dal is zonder bloemen en bomen. Er lopen veel mensen door elkaar. De meesten zijn wanstaltig en verwelkt en kijken voortdurend naar de grond. Enkelen kijken nu en dan op en dan schreeuwen zij. Na enige tijd sterven zij allen. Toch zie ik niet dat hun aantal vermindert. Het dal ziet er steeds eender uit. Verdienen zij beter?

Ik rek mij uit en kijk op langs mijn armen naar de blauwe lucht. Ik sta in het dal op een pleintje met zwarte sintels, bij een kleine stapel afbraakplanken en een onbruikbare wasketel. En ik kijk en zie mezelf zitten, daar boven, en ik jank als een hond in de nacht.

[bron]Nescio, in: Boven het dal

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*