Amor Fati

Hij kan niet meer lopen, het praten gaat moeilijk, zijn gebit is zoek, zijn bril ook en zijn geheugen laat hem behoorlijk in de steek. We zoeken hem op in het verzorgingshuis waar hij sinds een week verblijft. Ik ken Frans al meer dan vijftig jaar. Van jongs af aan, een echte HTSer, altijd bereid te helpen en technische klusjes op te knappen. Zelf ben ik helemaal niet technisch, dus Frans was een steun en toeverlaat. Bij alle verhuizingen was Frans ter plekke.

Als we de huiskamer van het verzorgingshuis binnenkomen krijgen we een klap in het gezicht, een shock. Er bevinden zich een stuk of twaalf mensen, meer vrouwen dan mannen, die of doelloos heen en weer lopen of amechtig op een stoel  zitten en grimmig voor zich uitkijken als in de film Awakenings waar patiënten zich in een catatone toestand bevinden. Achterin zit de in slaap gevallen Frans in een wagen met een glazen plank voor zich waarop zijn armen steunen. Als ik zijn schouder aanraak schrikt hij wakker. Hallo, zegt ie.

Ja, dat is schrikken, zeg ik. Hij kijkt ons beiden aan en noemt onze namen. Hij weet dus wie we zijn. Hoe gaat het, durf ik te vragen. Hij kijkt me aan. Het hoeft allemaal niet meer. Dat herhaalt hij verschillende keren. Het hoeft allemaal niet meer.

Een vriendelijke vrouw komt ons zeggen dat de vloer in de huiskamer hiernaast wordt gedaan en dat er daarom nu meerdere mensen in deze kamer zijn. Wilt u koffie of thee? Nee hoor, dank u wel. We nemen een stoel en gaan naast Frans zitten. Het hoeft niet meer. Als ik de pil van Drion nu bij me had zou ik hem die geven. Ogenblikkelijk. Een laatste vriendendienst. Zo kan het dus gaan. Dit kan ons ook allemaal overkomen. Je moet dat onder ogen zien.

Later toen ik thuis was dacht ik: zou ik het zelf accepteren om in zo’n situatie terecht te komen? Die vraag laat zich echter niet zo eenvoudig beantwoorden? Het is makkelijk te denken dat dit niet zal gebeuren, dat het mij niet zal overkomen. Je moet een euthanasieverklaring ondertekenen, pillen in huis nemen, de regie in eigen hand houden. Maar moet dat dan, kan dat wel? Kan ik het leven naar mijn hand zetten? Is dat niet een illusie, een overschatting van de maakbaarheid van je eigen bestaan? Het lijkt me ook laf om de dood en de ellende ervan niet onder ogen te zien, om de onttakeling van het bestaan niet te willen meemaken. De dood hoort bij het leven. Zonder leven bestaat er geen dood en zonder dood bestaat er geen leven. ‘Wie de dood en de pijn niet wil of gewoon wegschuift, die miskent het leven’, houden veel oude wijsgeren ons voor. Vaak lijkt dat mooie theorie want we sluiten ons gemakkelijk op in onwerkelijke dromen waar we eeuwig leven. Je wilt de ellende van het bestaan niet onder ogen zien, je probeert verdriet weg te drukken en laat je voor pijn en dood verdoven, terwijl we uit de psychologie weten dat als je die dingen verdringt de angst ervoor alleen maar toeneemt.

Mijn grote leermeester Friedrich Nietzsche pleitte voor amor fati, de liefde voor het lot. Omarm je bestaan door de onoverkomelijke dingen met hart en ziel te aanvaarden. Heb de pijn en je verdriet lief en ze zullen je verlossen. Het behoort tot de grandeur van mensen dat ze – in tegenstelling tot de meeste dieren – de tijdelijkheid, de vernietiging en de dood van hun eigen bestaan onder ogen kunnen zien en dat ze in staat zijn die positief en met liefde te accepteren. Als je in contact komt met een extreme vorm van pijn en lijden, dan ben je ten einde raad, dat ervaar je als een kwelling waaraan op geen enkele manier valt te ontsnappen waar woorden verbleken en er niet meer toe doen, maar als je de onmogelijkheid van die toestand weet te accepteren, als je het beest in het gezicht kunt zien, dan word je teruggeworpen op het wezenlijke van het bestaan, daar waar het ego en het zelfbeeld geen rol spelen en waar je jezelf verbonden weet met alles wat zwak, ziek, weerloos en kwetsbaar is. Maar dat is niet voor iedereen weggelegd. Mensen verschillen. Er bestaat geen diersoort waar de onderlinge verschillen zo groot zijn als bij mensen. Bijna ieder mens is anders en bepaalt zelf -bewust of onbewust-  hoeveel waarheid, hoeveel pijn, hoeveel verdriet, ellende en vernietiging  hij of zij kan verdragen. Maar wie naast de vreugde ook de ellende van het bestaan onder ogen kan zien en er niet voor op de loop gaat, die kan worden schoongespoeld, worden weggespoeld en in een ander bewustzijnsniveau terecht komen waar liefde niet wordt opgeofferd aan woede en haat.

Soms denken we dat geluk sec leverbaar is, dat we pijn en verdriet moeten vermijden maar daarmee brengen we juist ook het intensieve geluk om zeep.  Ze horen bij elkaar, geluk en geen geluk, en ze kunnen niet zonder elkaar. ‘Een schilderij heeft een lijst nodig  zoals geluk verdriet en doodsangst’, schrijft Herman de Coninck. Er bestaat geen verlossing zonder kruisiging leert ons de oude mythe van het christendom.

Doch ieder mens is anders. Het past niet te oordelen over hoe mensen met pijn en verdriet omgaan, hoe ze de schuld van het bestaan ervaren en hun dood onder ogen zien. Als ik eerdaags weer in dat verzorgingshuis kom, zal ik me wederom onmachtig voelen en weten dat dit verwijst naar een falen van macht, als een tekortschieten van controle en maakbaarheid (de ziekte van onze cultuur) in plaats van een besef van onze fundamentele machteloosheid. Ik weet wat Frans zijn leven lang heeft gedaan, zich ingezet voor anderen. Het hoeft niet meer. Bij nomaden zou hij alleen achterblijven terwijl de karavaan verder trekt. Ik zou hem de pil van Drion geven als ik die bij me had. Maar dat is niet het geval.

 

Piet Winkelaar

december 2017

 

 

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*