Vergeleken met vroeger worden we ouder. In een tijdsbestek van nog geen honderd jaar is de gemiddelde leeftijd in ons land met bijna vijfentwintig jaar gestegen. Onze ouders en grootouders zeiden nog wel eens: het leven begint bij veertig. Ze bedoelden dat er dan een zekere wijsheid ontstond waar men het leven tegen een andere horizon plaatste, waar men zichzelf minder belangrijk ging vinden en veel dingen relativeerde. Dat is veranderd. Het leven begint nu bij vijfenzestig of zeventig. Maar dat is wel een gevaarlijke uitspraak want velen denken dat je op die leeftijd bent uitgeteld en voor de maatschappij niet meer nodig.
Wetenschappers houden ons voor dat de komende generaties gemiddeld 90 of 100 jaar oud worden en dat de beeldvorming over ouderen wel moet worden bijgesteld en dat ouderen zich ook anders dienen op te opstellen. We zitten niet meer in de negentiende eeuw. Daar lijkt het op als men bij het bereiken van de vijftigjarige leeftijd naar Abraham verwijst die als een stokoude figuur uit prehistorische tijden wordt afgeschilderd. Toentertijd zat bij vijftig het leven er op, werd je in een stoel gezet en hoefde je niets meer te doen. Het dorp liep uit om het levende wonder te eren en met loftuitingen te overladen. Opa als Abraham, oma als Sarah. Poppen voor het huis doen die tijd terughalen en geven mensen de overtuiging dat ze oud zijn. Daardoor krijgen hele volksstammen de overtuiging dat het werkzame leven voorbij is, als je zestig of zeventig wordt. De stoel staat klaar, je hoeft nog maar weinig te doen.
Gewoonten en gebruiken veranderen langzaam en vaak zijn opvattingen en overtuigingen daaraan gelieerd. Soms denk ik dat veel veertigers uit de jaren vijftig (toen het leven begon bij veertig) wijzer waren en verstandiger dan de zestigers en zeventigers van nu, maar de tijden zijn veranderd en we moeten er anders naar omzien. Meer dan ooit zijn er nu zestig en zeventigplussers nodig die niet opgaan in de dagelijkse wederwaardigheden en de waan van de dag, die perspectieven aanreiken van levensmoed en doorzettingsvermogen en wijzen op de mogelijkheden van samenhang, eenheid, kunst en extase die het tijdelijke bestaan kleur geven. Dat is nodig want de veertigers en vijftigers van nu hebben daar geen tijd voor. Wij ouderen zijn ook verantwoordelijk voor wat er in de maatschappij gebeurt, voor het algemene gebrek aan relativeren, voor het polariseren van standpunten en het belachelijk maken van de eigen geschiedenis. Misschien hebben we te weinig onze mond opengedaan en hebben we het laten gebeuren, terwijl we over ervaring en wijsheid beschikken. Misschien hebben we het hoofd afgewend, gaan we vooral veel op vakantie en laten we het aan de jongeren over, praten we ze na, terwijl we toch weten dat mensen fouten maken, hoewel ze daar niet aan onderdoor hoeven te gaan. We weten ook dat ouderen minder dingen nodig hebben dan jongeren, dat ze minder hoeven te eten, minder tijd hoeven te besteden aan het ontdekken van de wereld, minder dure kleding nodig hebben om op te vallen en indruk te maken. Soms hebben we wel eens de grandeur van de weerloosheid ervaren, blijken we in staat de gebrekkigheid en de pijn van het ouder worden te beleven en doen we niet mee met het klagen en zeuren over wat we hebben en niet hebben, maar zijn we in staat onze oogst aan ervaringen als wijsheid aan te bieden. Aan zulke ouderen heeft de maatschappij dringend behoefte.
Piet Winkelaar
Juli 2025
