Feuilleton – 52 – Du vin, du pain, du pindakaas : De paarden die de haver verdienen, krijgen ze niet

Les chevaux courent les bénéfices et les ânes les attrapent

De paarden die de haver verdienen, krijgen ze niet

En dan starten de lessen bij John. Onze mentor let vooral op de veiligheid van Erik en de omstanders, die binnen struikelafstand niet in het bereik van de zaag mogen komen. Qua geluid is deze afstand trouwens ook wel aan te bevelen, want ondanks de gehoorbeschermers gaat de herrie van de snerpende tweetaktmotor door merg en been. De zaag zelf is dusdanig beveiligd dat de ketting alleen draait als je het handvat inknijpt. John start met het bewerken van de bomen die de plankenman zal komen ophalen. Eerst moeten de takken eraf. De dunne onbruikbare takjes gooien Liz en ik op grote hopen. De rest gaat op stapels voor in de kachel. Vroeger kapte een gemeenschapje een stuk bos met zijn allen, vertelt Liz, en dan werden zelfs de bladeren gedroogd voor stalbedekking en die dunne takken bewaard voor aanmaakhout.

Dan is de beurt aan Erik om de rest van de bomen te gaan doen. Hij moet wennen aan het gewicht van de zaag, ruim zeven kilo. Dat zal spierpijn worden vanavond. Het gemak waarmee de zaag door een dikke tak gaat is indrukwekkend. Het doet je beseffen niet met speelgoed te maken te hebben. We hebben al een paar bomen onttakt, als ineens de ketting met een kletterend geluid van het blad afloopt. Groentjes als we zijn schrikken we behoorlijk, maar volgens John schijnt het regelmatig te kunnen gebeuren als de ketting te heet loopt. Na een poosje leren we het geluid te herkennen waarbij de ketting slapper wordt en opgespannen moet worden.

We gaan weer verder en dan hoor ik tussen de herrie van de kettingzaag een geluid dat ik niet meteen thuis kan brengen. Ganzen? Ik staar door de kale in het bos nog overgebleven boomtoppen naar de grijs-witte wolken. Niets. Maar ik hoor duidelijk ganzen. En dan zie ik ze. Een lange V-vorm. Prachtig. Ze vliegen onder de wolken en dus niet zo heel hoog in de lucht. Vele honderden dieren trekken naar het zuiden. De voorste stopt even met klapwieken en laat zich opzij glijden. De V valt uit elkaar, splitst zich en wordt een soort W. Dan zijn ze boven ons. Ganzen hebben niet zulke lange dunne nekken toch? Deze vogels heb ik behalve in de dierentuin en op Japanse schilderijtjes nog nooit in het echt gezien: ‘ERIK’, schreeuw ik enthousiast om boven het geluid van de zaag uit te komen. ‘Erik, kijk! Kraanvogels! We zitten in de trekroute van de kraanvogels!’

‘Gaaf zeg’, komt hij naar me toe lopen en slaat een arm om me heen.

Samen met John en Liz kijken we de wegtrekkende dieren na. Ik weet niet waarom, maar het maakt me verdrietig en ik slik opkomende tranen weg.

‘Als de kraanvogels overkomen is de zomer voorbij,’ zegt John ook wat melancholiek, ‘dan gaat het binnen een week hard vriezen.’

Met zijn vieren kijken we de volgende V na. Tijd voor een bak hete koffie uit de thermoskan van Liz.

Na de pauze staat mijn stoere boswerker op de bovenste van vier over elkaar gevallen eiken. In rap tempo zaagt hij de kale takken eraf, alsof hij nooit iets anders gedaan heeft. Deze enorm dikke eik wordt op zijn plek gehouden doordat zijn takken in de andere omgevallen bomen verstrikt zitten. Ineens begint de boom te zakken. Ontdaan van zijn houvast glijdt de reus van de stapel af. ‘Pas op en watch out!’ waarschuwen we tegelijk Erik, die dit niet hoort door de herrie van de zaag. Hij voelt het zelf net op tijd en springt op de onderliggende boom. Met een enorm gekraak belandt de boom naast de stapel soortgenoten. Hij kreunt nog na. Of nee, er kraakt nog steeds iets! Dan lijkt het wel of er schoten vlak naast ons worden afgevuurd. De boom waarop Erik nu staat beweegt ook. Omhoog! Door het vizier van zijn helm zie ik nog net Eriks verbaasde uitdrukking. Onder luid gesteun en gepiep richt de boom zich op! Is het niet de ‘Texas kettingzaagmoordenaar’, dan toch wel deze nachtmerrie. Als we wegrennen, zwiepen takken rakelings langs ons naar boven en de boom blijft kreunend en krakend op zo’n vijfenveertig graden hangen. Erik heeft ook veilig weg kunnen komen en staat van een afstandje vol ontzag te kijken. De boom blijkt niet helemaal ontworteld te zijn geweest en alleen plat gelegen te hebben door het gewicht van de andere bomen erbovenop. Al die tijd heeft hij nog met de helft van zijn wortels in de grond gezeten, is in leven gebleven en had nog letterlijk veerkracht genoeg in hem. We hadden het kunnen zien. In tegenstelling tot de andere bomen die geen bladeren meer hebben omdat ze in de grote storm van december eervorig jaar zijn omgegaan, heeft deze boom nog massa’s pas verdorde bladeren aan de takken.

We werken de stapel omgevallen bomen zonder verdere incidenten af en een aantal nog rechtopstaande, maar wel door de storm beschadigde, bomen moet ook omgehaald worden. John leert Erik hoe je precies de valrichting van een boom kunt bepalen. Tuurlijk, in theorie ja. De praktijk blijkt minder gemakkelijk. Een van de bomen buigt ietsjes Eriks kant op waardoor de kettingzaag onwrikbaar vast komt te zitten in de stam. Daar sta je dan met je mooie nieuwe zaag muurvast in een boom. Duwen tegen de stam is volkomen nutteloos. Met de Land Rover de bovenkant omlieren om de zaag vrij te krijgen is een optie, maar wel met gevaar dat de boom op de auto terechtkomt. De enige oplossing is met een bijl, ouderwets de boom boven de kettingzaag inhakken om zo de machine te bevrijden. In ieder geval leren we zo wel erg snel alle valkuilen van de houtkap.

We werken een week stevig door en zijn bijna klaar als we Jean-Claude en Marie, van de avonturen vertellen. Dan blijkt dat we tegen betaling van tien euro recht hebben om mee te doen met het kapsysteem van het dorp. Ieder huishouden heeft per winter recht om een aangegeven stukje bos om te halen voor stookhout voor eigen gebruik. Le forestier, de boswachter, geeft met een ingewikkeld systeem van kepen, stempels en verf aan welke bomen moeten blijven staan. Op deze manier blijven er in het communale bos genoeg bomen voor de natuur staan en is er geen kaalslag, wat we wel om ons heen zien gebeuren als enorme percelen compleet omgezaagd worden. Kastanjes moeten we tot op de bodem omhalen. Er mag hooguit tien centimeter stronk blijven staan. Vanuit deze stronk groeien weer jonge boompjes, wat uiteindelijk de zo kenmerkende kastanjecirkels geeft. We gaan kijken op ‘ons’ stuk. Er moeten veel bomen omgehaald worden en ook een enorme beuk die we met zijn tweeën niet eens kunnen omspannen.

Ineens stuit het me tegen de borst. In Nederland is me geleerd dat bomen heilig zijn. Je breekt geen takken af, dood hout laat je in het bos voor de natuur liggen, bomen zijn de longen van de aarde en je brandt geen hout in je kachel omdat het de milieuonvriendelijke CO2-uitstoot vermeerdert. Waar zijn we eigenlijk mee bezig? Hoe oud zal deze prachtige beuk bijvoorbeeld zijn? Hoe lang heeft hij er niet over gedaan om zo majestueus te worden als hij nu is? Misschien is hij wel over de honderd jaar. In vijf minuten zullen wij hem straks vermoorden.

‘Erik, is het niet natuur- en milieuvriendelijker om alleen dood hout, zoals bij John en Liz, te verzagen?’

Hij wuift mijn bezwaren weg: ‘Een derde van heel Frankrijk bestaat uit bos! Die bomen die wij omhalen maken echt niet uit hoor. Daarbij moeten die aangegeven bomen weg, omdat ze te dicht bij andere staan waardoor die in hun groei worden belemmerd. Je moet het zien als onkruidtrekken, Roos. Bovendien, wat wil je nou, hout is de milieuvriendelijkste brandstof! Met wind en zon de enige niet fossiele brandstof en binnen twintig jaar reproduceerbaar.’

‘Hout stoken is milieu vervuilen’, probeer ik nog.

‘Ach meid, die slechte CO2-uitstoot wordt gecompenseerd doordat de boom in zijn leven evenveel CO2 verzameld heeft als hij bij verbranding afgeeft, dus dit heft elkaar op. En als je het al zielig vindt voor de bomen, dan kun je ook geen groenten eten want dat is net zo zielig’, zegt mijn vriendje toch wel enigszins geïrriteerd.

Oei, die zit. Genoeg stof om over na te denken. We werken gestaag verder, maar de bomen proberen ons op allerlei manieren tegen te werken en nemen wraak. Als ze omgekapt worden blijven ze expres met hun kruinen in anderen bomen hangen, waardoor Erik er nooit meer bij kan. Wanneer ze de gelegenheid hebben, laten ze de ketting van de zaag aflopen en verder stoken ze buurbomen op om de tractor vast te laten lopen in de grond. Wanneer de bomen het van Erik niet kunnen winnen, proberen ze het bij mij. Ze tackelen me met hun kronkelige wortels, steken express opwippende takken in mijn schenen, prikken me venijnig met oude kastanjebolsters, zwiepen gemene twijgjes in mijn oog, laten me wegglijden over rollende takken, scheuren mijn trui en als ik achteruitloop, zorgen ze dat er ineens een boomstronkje achter me staat dat er eerst écht nog niet stond, waardoor ik achterwaarts op mijn dikke derrière val. En als het de bomen duidelijk wordt dat het ons allemaal niet tegen kan houden, roepen ze als laatste wanhoopsdaad de weergoden aan om het te laten regen! Ze winnen. We geven het op… voor de rest van deze dag.

Een week later komt de paardenman de eiken uit het bos van Liz en John slepen. Natuurlijk zijn we van de partij. We zijn vroeg en staan stampvoetend te wachten. Het is bitterkoud en de velden en bossen zijn witberijpt. Nog voor we ze zien, horen we de paarden al aankomen, ze briesen en één hinnikt naar een soortgenoot ergens in de verte. Dan komen ze de bocht van de bosweg om. Een prachtig gezicht. Witte wolken dampen uit de neusgaten van twee bruine paarden, die al in vol ornaat opgetuigd zijn. Hun menner loopt erachter. Daar weer achter volgen de Engelsen in hun auto, met de rest van het verdere tuigwerk ten behoeve van het slepen.

De paardenman blijkt Guy te heten en op de weg naast het bosperceel laat hij de dieren gewoon staan en gaat zelf op verkenning het bos in. Ongelooflijk brave dieren dat ze niet stiekem weglopen. Guy komt terug en heeft een route vanaf de te slepen bomen in gedachten. Mijn paardenkennis wordt gewaardeerd en ik mag helpen de dieren verder in te spannen. Met de paarden loopt hij terug het bos in via zijn geplande route.

Bij de gezaagde bomen aangekomen helpt Erik, een boom achter de paarden te leggen. De zware kettingen krijgen de mannen met moeite om de boomstam gewikkeld. In witte wolken van adem staat een van de dieren met zijn voorbeen te schrapen van ongeduld. Dan zit de boom goed vast en met wat kreten maant Guy de dieren aan tot trekken. Veel woorden zijn er niet voor nodig. De paarden gooien zich voorover in het tuig en eerst langzaam, maar dan steeds sneller glijdt de boom over de bosbodem. Als de paarden voelen dat er vaart in komt, gaan ze draven en binnen een paar meter galopperen ze! Dit kan toch niet de bedoeling zijn? De paardenman die achter de dieren loopt kan ze niet in toom houden. Hij trekt uit alle macht aan de leidsels wat er alleen maar in resulteert dat hij als een waterskiër een paar meter achter de paarden naast de boom meeskiet. Het is levensgevaarlijk, de boom slaat tegen een steen, waardoor Guy bijna met zijn voet onder het gevaarte terechtkomt. Met een kreet van schrik laat de paardenman de leidsels los. Ik wil ze grijpen, maar Guy schreeuwt dat de trekdieren wel weten waar ze heen moeten lopen.

Het lijkt mij onverantwoordelijk, maar ja wie ben ik. Het is in dit geval niet leuk om gelijk te krijgen. Ongeleid projectiel als het koppel nu is, galopperen ze te dicht langs een boom, waardoor de glijdende boomstam er met een enorme klap achter blijft haken. Arme beesten, met een smak komen ze tot stilstand, iets wat zeker overal pijn moet doen. Ik ren naar de dampende nerveuze, maar toch braaf wachtende dieren en kalmeer ze. Erik helpt de boomstam weer recht achter de paarden te leggen.

Na deze ramp gaan we gewoon op naar de volgende ramp. In plaats van dat de paardenman zijn dieren tot rust maant, hitst hij ze juist met kreten nog eens aan. De dieren rollen met de ogen en met opengesperde monden gaan ze ervandoor. Dan gebeurt het. De galopperende paarden kiezen in hun stress ieder een andere kant van een boom. In een lachfilm grappig, maar hier bepaald triest. Met knappende geluiden breken er leren banden. De dieren slaan onzacht met hun hoofden tegen de boom, het ene paard komt op de knieën terecht, het andere op zijn achterhand. Het is een wonder dat ze er met wat schaafwondjes in hun gezicht en op de schouder vanaf komen. Guy aait nu zijn paarden wat, vergespt en knoopt gebroken tuig provisorisch aan elkaar, zet de dieren achteruit, weet nog net op tijd de alweer glijdende boom te ontwijken als de dieren er weer in galop vandoor gaan.

Ik vind het bijzonder dat de lieve dieren aan het einde van het bospad bij de weg niet door blijven galopperen naar huis, maar braaf op hun baasje wachten. En hoewel ik totaal niets begrijp van het op deze manier werken en omgaan met dieren, liggen aan het einde van de dag alle te verslepen bomen keurig op een stapel langs de weg.

Langs boslanen en openbare wegen verschijnen overigens steeds meer stapels hout. Van particulieren zoals wij, maar ook van de commerciële boswerkers van grote bedrijven. Met enorme machines hebben ze binnen een week een heel perceel leeg. De stapels stammen van twee meter lengte zijn meer dan manshoog. De stapels worden voor de kopers gemerkt met erop gespoten letters, soms zijn de stammen zelfs met plastic merkjes beslagen. Aan een lijn fluorescerende verf over de toplaag kun je zien of de stapel nog compleet is. In Nederland zou dit alles ondenkbaar zijn. Of het zou gejat, in de fik gestoken of op zijn minst omgetrapt worden door baldadige jeugd. Hier niet. Eenieder respecteert het werk van een ander, iedereen weet dat stookhout hier van levensbelang is.

_____________________________

Kijk hier voor alle afleveringen 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*