Daar zijn (geen) woorden voor: Ruim honderd verhalen over leven en sterven (6)

Recht van spreken

De nar van het dorp, Mais de Kievit, een beetje de dorpsgek maar ook de wijze man van het dorp, liep in het donker met een groep mensen buiten de bebouwde kom. Het was aardedonker, je zag geen hand voor ogen. Hij liep aan de linkerkant van de weg met enkele mensen. De rest van de groep liep aan de overkant. Af en toe raasde er een auto voorbij. Het was zo donker dat het maar de vraag was of de chauffeur de wandelaars wel zag. Mais maakt zich zorgen over de wandelaars aan de andere kant van de weg en riep: ‘Mense, kom ok hier lope, as ze je doad rijen heje tenminste recht van spreke!’

 


 

Sleutel

Er was eens een arme sleuteldrager. Hij had maar één sleutel. Dat was een hele bijzondere. Hij paste op de deur van de hemel. ‘Als je zoiets verliest, ben je nog niet gelukkig,’ zei de pastoor.

De arme sleuteldrager hield de sleutel al jaren bij zich en hij was helemaal niet bang hem te verliezen. Hij had hem met ijzerdraad om zijn middel gebonden. Iedere morgen als hij ontwaakte, was hij de gelukkigste mens van de wereld. Dat was hij ’s avonds ook nog.

Toen ontmoette hij op zeker dag een andere arme sleuteldrager. Hij was de ongelukkigste mens van de wereld. Hij had zijn sleutel verloren. Onze gelukkige sleuteldrager bedacht zich geen ogenblik en gaf zijn eigen sleutel weg. Uiterst verwonderd vroeg daarop de ander: ‘Hoe moet jij nu in de hemel komen als jij zelf geen sleutel meer hebt?’

‘Ach, die sleutel zal ik niet meer nodig hebben, de deur staat al open.’

 


 

Stervende leven

Op een dag zond de maan een insect naar de aarde en gaf het een opdracht mee: ‘Vertel aan de mensen: zoals ik sterf, en stervende leef, zo zal ook jij sterven en stervende leven.’

Het insect leerde de boodschap uit het hoofd en vertrok. Onderweg kwam het de haas tegen.

‘Waar ga jij naartoe, beste vriend?’ vroeg de haas.

‘Ik ga de mensen een boodschap brengen van de maan. Ik moet zeggen: “zoals ik sterf, en stervende leef, zo zal ook jij sterven en stervende leven”.’

‘Ik zal het wel doen,’ bood de haas aan. ‘Jij bent zo’n trage loper.’ En voor het insect kon tegensputteren was de haas er al vandoor.

De haas kwam bij de mensen en sprak: ‘Ik heb een boodschap van de maan voor jullie. Luister goed: zoals ik sterf en stervende ten onder ga, zo zal ook jij sterven en ophouden te bestaan!’

Daarna ging de haas aan de maan vertellen hoe goed hij zich van zijn taak gekweten had. De maan was razend: ‘Hoe durfde je mijn woorden te verdraaien?’ Ze greep een houten stok en sloeg er de haas hard mee op de neus. Sinds die dag heeft hij een gespleten lip. De haas vocht hevig terug en krabde het gelaat van de maan open. De littekens kun je elke nacht zien. Maar de mensen geloven nog steeds wat de haas hun verteld heeft. Was de haas er niet geweest, dan waren we na onze dood gewoon blijven leven. Telkens weer, zoals de maan.

 


 

Totaliter aliter

Lang geleden, toen de monniken nog Latijn spraken, kwam in het klooster het onweerstaanbare verlangen op nu eindelijk eens te weten wat ons na de dood wacht. ‘Nog nooit is er eentje teruggekomen,’ zei de volksmond toen reeds. Maar als er nu eens wél eentje terugkeerde!

De monniken hadden een uitmuntende kandidaat: een oude broeder die zijn leven lang de heiligheid en goedheid zelve was geweest, een mens zo puur en edel als God zich de mens moet hebben voorgesteld toen hij Adam schiep. Als nu deze monnik na zijn heengaan aan onze hemelse Vader zou vragen één ogenblik naar zijn broeders te mogen terugkeren om hen, heel even maar, iets te openbaren van de heerlijkheid die hen wachtte … Zou onze hemelse Vader dit aan zo’n geliefd kind en aan de tegelijkertijd zo vurig biddende kloostergemeenschap weigeren?

De oude monnik stierf. Hij zou niet vergeten het aan God te vragen, had hij nog vlak voor zijn dood beloofd. De monniken baden de sterren van de hemel, in de kapel, in hun cellen, in de keuken, de bibliotheek en op het land.

Op de derde dag was er geroep, geschreeuw, de kloosterklok klepte over de velden: hun gebed was verhoord, de overleden broeder was weergekeerd! Hij zat in de refter, op z’n oude plek. De monniken dromden om hem heen. ‘Zeg het ons, zegt het ons, hoe is het ginds?’ De hemeling haalde adem, wilde iets zeggen, maar kon geen woord uitbrengen. Als een vis achter glas opende hij zijn mond, maar er werd geen geluid vernomen. Hij zweeg en zweeg. De broeders drongen aan, presten hem: ‘Vooruit, zeg het nu, zeg het!’

Toen, voor hij plotseling weer uit hun midden verdwenen was, werden twee woorden uit zijn mond vernomen, hakkelend en nauwelijks hoorbaar uitgesproken. Ik zei het reeds: het was de tijd dat monniken nog Latijn spraken. De oude broeder stamelde: ‘Totaliter aliter!’ ‘Volstrekt anders!’

 


 

Vandaag

Op een dag namen we een dame op die regelmatig bij ons kwam voor chemotherapie. We leren onze patiënten kennen alsof ze familie zijn en voelen ons zeer met hen verbonden. Ik zat op de rand van haar bed toen ze een moeilijke periode doormaakte en pijn had. Ze vertelde me dat ze wist dat het met haar kanker de verkeerde kant uit ging, maar dat ze er niet over in zat. Ze zei dat ze nooit vooruitkeek naar morgen. Ze leefde van dag tot dag. En als ze de volgende ochtend weer wakker werd, dan had ze weer een dag om voor te leven. En ook al voelde ze zich nog zo ziek en beroerd, elke dag was het voor haar waard om geleefd te worden. Ik zal nooit de moed vergeten waarmee zij elke dag weer tegemoet trad. Zij was zo vol leven, ondanks de pijn, de misselijkheid en de angst. Maar de dag dat zij zou overlijden kwam snel dichterbij.

Het alarm ging af en we moesten haar reanimeren. Toen ze weer ademde, kwam ze overeind en pakte mijn hand en zei: ‘Het is mijn tijd om te gaan, God is gekomen om van vandaag mijn laatste vandaag te maken.’ Ze liet mijn hand los en glimlachte. Ze sloot haar ogen en verwelkomde haar ontmoeting met God. Voor haar geen vandaag meer.

 


 

Veiling

Een rijke man en zijn zoon waren gek op het verzamelen van zeldzame kunst. Ze hadden van alles in hun collectie. Van Picasso tot Rafaël. Vaak zaten ze naast elkaar tot in de late uurtjes de kunstwerken te bewonderen.

Toen er een oorlog uitbrak, werd de zoon onder de wapenen geroepen. Hij sneuvelde toen hij een andere soldaat het leven redde. De vader was kapot van het bericht. Een maand na het vreselijke bericht werd er op zijn deur geklopt. Er stond een jongeman op de stoep met een pak in zijn handen. ‘Meneer, u kent mij niet, maar ik ben de soldaat voor wie uw zoon zijn leven gaf.’ Hij gaf het pakket aan de vader en zei: ‘Het stelt niet veel voor, ik ben geen groot kunstenaar, maar ik weet zeker dat uw zoon gewild had dat u dit in handen kreeg.’ Het was een portret van de zoon, geschilderd door de jongeman. Tranen vulden de ogen van de vader. Hij keek naar een sprekend portret van zijn lieve zoon. Hij bedankte de soldaat en wilde hem betalen voor het schilderij. Maar deze wilde daar niets van weten.

De vader hing het portret boven de schoorsteenmantel. Iedereen die op bezoek kwam moest eerst dit doek bekijken voor hij de andere beroemde schilderijen te zien kreeg.

Enkele maanden later overleed de vader. De kunstcollectie zou worden verkocht op een grote veiling. Kunstkenners uit het hele land verzamelden zich, verlangend om een of meer werken aan hun eigen verzameling toe te voegen. Maar de veilingmeester begon, tot ongenoegen van velen, met het portret van de zoon. Er werd openlijk gemord, want daar waren ze niet voor gekomen. Niemand bood.

‘Wie biedt op de zoon,’ vroeg de veilingmeester.

Het bleef stil. Iemand riep: ‘Ga nou verder met die andere werken, hier biedt toch niemand op!’ Totdat de tuinman zijn hand opstak en € 10 bood.

‘Niemand meer dan € 10?!’ riep de veilingmeester.

Het bleef stil. Ongeduldig riep iemand in de zaal: ‘Verkocht! Nou aan de slag met de echte collectie!’

Maar de veilingmeester legde zijn hamer neer en zei: ‘Verkocht aan de tuinman. Dan is hiermee de veiling voorbij. In het testament van de eigenaar staat dat alleen het schilderij van de zoon mag worden geveild. Wie dat schilderij gekocht heeft, erft het hele landgoed, inclusief de kunstcollectie.’

 


 

Gekoesterd

Op een dag vroeg een lerares wiskunde aan haar leerlingen om de namen van al hun klasgenoten op te schrijven met een paar regels tussenruimte. Vervolgens vroeg zij hun om achter elke naam een oprechte, aardige opmerking te schrijven. Aan het eind van de les nam zij de resultaten mee en in het weekend verzamelde zij alle opmerkingen per leerling.

’s Maandags gaf zij elke leerling zijn of haar lijst. Het was eerst doodstil. Toen begonnen de leerlingen te glimlachen. Ze hoorde een jongen mompelen: ‘Nooit geweten dat er iemand iets in me zag.’ En een ander zei half hoorbaar: ‘Ik wist niet dat anderen me zo aardig vinden.’

Vele jaren later sneuvelde Jaysan, een van de leerlingen, toen hij in het leger diende. De lerares kreeg een rouwkaart en ging naar de militaire herdenkingsplechtigheid. Velen van zijn klasgenoten waren er ook. In een lange rij liepen ze langs de kist en namen afscheid. De lerares als laatste. Toen zij daar stond, onder de indruk van het knappe, volwassen uiterlijk van haar oud-leerling, zei een van de baretdragers: ‘Bent u misschien zijn vroegere lerares wiskunde?’ Ze knikte. Toen zei hij: ‘Jaysan had het vaak over u!’

Na de plechtigheid wachtten de ouders van Jaysan en een groep klasgenoten haar op. Zijn vader haalde zijn portefeuille tevoorschijn en zei: ‘Ik wil u iets laten zien, dit hebben ze op Jaysan gevonden, u zult het vast herkennen.’ Hij haalde voorzichtig twee blocnoteblaadjes tevoorschijn, die duidelijk vaak gevouwen en geplakt waren. Zonder te kijken wist ze waar het om ging. ‘Wij zijn u zo dankbaar, want u ziet hoe hij dit gekoesterd heeft!’ zei zijn moeder met een betraand gezicht.

‘Ik heb mijn lijst ook nog,’ zei een klasgenoot.

‘Ik ook,’ zei een ander, ‘hij zit altijd in mijn dagboek.’

‘En ik heb hem altijd bij me in mijn portefeuille,’ zei weer een ander, terwijl hij te voorschijn haalde wat een vod leek.

‘Ik denk dat iedereen hem bewaard heeft,’ zei een meisje met tranen in haar ogen.

 


 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*