Fictie en non-fictie

De man zei dat ie alleen maar non-fictie las. De rest vond ie flauwekul. Het ging hem om dingen die echt waren gebeurd. Historische romans en reisverslagen, interessant.

– Maar die zijn toch niet zo letterlijk gebeurd als ze staan opgeschreven. Daar zit toch ook wel een stukje fictie in, vroeg ik voorzichtig.
– Hij schudde zijn hoofd. Fictie is fantasie, dat zijn verzonnen verhalen.
– Is bij non-fictie alles dan precies zo gebeurd als het staat opgeschreven?
– De man keek me aan. Dat ligt aan de betrouwbaarheid van de schrijver, zei hij. Je hebt er ook die er een potje van maken, die er van alles bij fantaseren. Ja, dan wordt het fictie. Belangrijk bij non-fictie is de precisie van het geschrevene. Details, daar gaat het om. Daaraan herken je de non-fictie.
– Maar een romanschrijver, zei ik, weet juist heel precies details te beschrijven. En toch zeggen we meestal dat een roman tot de fictie behoort, dat de schrijver ons een gefingeerd verhaal voorhoudt dat ons boeit en waar we zelfs iets van kunnen opsteken. Of vind je dat een roman ook tot de non-fictie behoort?
– Veel romans zijn autobiografisch. Dat herken je dan aan de details. Maar ze fantaseren er ook op los en daarom lees ik geen romans. Veel schrijvers overdrijven.

Daarmee leek het gesprek beëindigd. Hij keek naar buiten, naar de beelden die door het treinraam voorbijschoten. Er moest een ander onderwerp worden aangeboord. Maar ik wilde nog een poging doen.
Ik geloof niet zo in dat scherpe onderscheid tussen fictie en non-fictie, begon ik. Non-fictie suggereert dat het geschrevene exact de werkelijkheid weergeeft. Maar dat is niet zo. We kunnen het wel proberen, we moeten het soms ook proberen, maar dat lukt nooit helemaal. Als we terugkijken op wat geweest is en dat opschrijven, doen we dat vanuit het hier en nu. Maar dat hier en nu verandert, want we leven in een veranderende wereld. Ook de manier waarop we terugkijken verandert. We kijken er anders tegenaan dan bijvoorbeeld vijftien jaar geleden. Doordat het heden verandert, verandert ook onze kijk op het verleden.
Daarom moet je ook iemand hebben die er bij is geweest, zei mijn medereiziger.
Ik lees reisverslagen en dan beleef je mee wat de schrijver heeft ervaren. Ik lees nu over de zesdaagse oorlog van iemand die erbij geweest is, die de oorlog heeft meegemaakt. Dat zijn aangrijpende verhalen, meneer. Daar zit niks geen fantasie bij. En als ik dat lees weet ik precies wat daar gebeurd is. Je voelt het als het ware aan de lijve.
Maar er bestaat misschien ook een heel andere beschrijving van die oorlog, zei ik. Als mijn dochter iets vertelt over een ongeluk van toen we vroeger op vakantie in Frankrijk waren, herken ik daar amper nog iets van. Ik heb daar een heel andere versie van. Mijn herinnering is anders. Dat geldt denk ik voor iedere ervaring en iedere beleving. Die zijn altijd subjectief. Wil je tot een meer objectieve beschrijving komen dan zijn er meerdere herinneringen nodig, meerdere waarnemingen en feiten van het gebeuren. Maar dan dien je veel emoties en persoonlijke indrukken weg te laten. Hoe meer daarvan wordt weggelaten hoe exacter en duidelijk de benadering van de werkelijkheid. Bij objectief onderzoek moet je veel dingen weglaten zoals bijvoorbeeld alle emoties, vergeten verdriet, verdrongen zinloosheid, herinneringen. Hoe meer er wordt weggelaten hoe exacter en duidelijker de waarheid van het verleden. Maar dat lijkt me niet zo interessant. Ik lees liever ook de persoonlijke ervaringen en de emoties dan alleen de objectieve waarheid van hetgeen is geschied. Maar dat betekent dat je aandacht hebt voor de persoonlijke inkleuringen, voor de subjectieve herinneringen en al datgene wat zeker niet als non-fictie is te beschouwen.
U gooit wat dingen door elkaar, zei mijn overbuurman in de trein. Wat iemand heeft meegemaakt is echt. Dat noem ik non-fictie. Maar wat iemand erbij fantaseert dat is fictie. Dat is een duidelijk onderscheid. U moet dat niet verwarren.
Maar misschien is fantaseren een moeilijk woord, antwoordde ik. Je kunt bewust en onbewust fantaseren en dat laatste komt meer voor dan je denkt. Bovendien vraag ik me af of mensen wel echt kunnen fantaseren want meestal zijn hun fantasieën variaties op wat ze hebben meegemaakt. Om echt te fantaseren moet je wel bijzonder creatief zijn. Dat komt niet zoveel voor. Ik vind het zeer inspirerend om de fantasie van creatieve schrijvers te lezen. Ik denk dat je van fictie meer leert dan van non-fictie.
U leest meer fictie, zei de man. Dat dacht ik al. We zijn dus elkaars tegenpolen. Maar weet wel dat alleen non-fictie over de werkelijkheid gaat. Hij lachte.
U moet wat meer Sinterklaas en kerstmis vieren, zei ik lachend.
We gaven elkaar de hand.

Piet Winkelaar
december 2014

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*