Feuilleton – 55 – Du vin, du pain, du pindakaas : De hete kastanjes uit het vuur halen

Tirer les marrons du feu

De hete kastanjes uit het vuur halen

Een man staat aan de zijkant van de weg met een hamer tegen een telefoonpaal te kloppen. Nee, het is geen mop. De honden zijn opeens alert en grommen. Ook oudje Gino, die nog steeds bij ons is ondanks zijn ziekte, heeft de haren overeind. Wat moet dat? Een verdachte persoon op ‘hun’ weggetje, die ook nog eens tegen hun favoriete pispaal klopt? Een eind verderop zie ik een bekende witte grote bus van France Telecom staan. Een andere man komt aanlopen met een grote emmer en een kwast. Teer. Ik ruik het ineens. De mannen bekloppen alle houten telefoonpalen om te horen of ze verrot zijn of niet. Als hij nog door de keuring kan, teren ze de onderste meter en zo beschermen ze de paal weer voor een paar jaar. Achter de bus ligt de telefoondraad over de grond. De paal die daar stond, ligt ernaast. Het zwarte plastic punthoedje waarmee iedere telefoonpaal getooid is in Frankrijk lijkt op de grond veel groter dan vanaf een afstand. Een nieuwe lelijke ijzeren paal ligt klaar om de oude boomstam te vervangen.

De honden hebben ineens meer belangstelling voor iets achter me. Jean-Claude, komt me achterop fietsen met een volle plastic zak aan het stuur en zijn door hem zelf kunstig met houtsnijwerk versierde wandelstok gevaarlijk uitstekend in zijn hand. Als men hier fietst, nemen ze een stok mee om de naar broekspijpen bijtende honden af te weren. Ikzelf heb hier het fietsen opgegeven. De onze hebben slechts drie versnellingen en dat is geen doen hier in de heuvels.

Hij stapt af en de gebruikelijke begroeting met inmiddels vier kussen, ik kus hier andere mannen vaker dan Erik, volgt en via een praatje over het weer komen we bij de Telecom-mannen terecht.

Ils travaillent bien hein? Ze leveren goed werk hè?’ vindt Jean-Claude.

Ik knik instemmend: ‘Toch vind ik die houten palen mooier.’

Buurman kijkt me niet begrijpend aan. ‘Maar het is toch goed wanneer men moderniseert?’

Alweer knik ik. Hoe kan ik hem uitleggen dat ik vooral het rustieke van la campagne waardeer en dat het van mij altijd zo mag blijven. Hij zal het niet begrijpen, voor hem is de vooruitgang belangrijk. Meer rechte asfaltwegen door het mooie land, meer bos omkappen voor grotere landbouwpercelen en dus ook moderne telefoonpalen. Om van onderwerp te veranderen vraag ik wat hij in zijn tas heeft.

Des cèpes et j’ai ramassé des marrons’, zegt mijn buurman terwijl hij de tas die aan zijn stuur hangt opent om me de inhoud te laten zien.

Ik zie bovenop grote bruine paddenstoelen die ik herken als eekhoorntjesbrood. Ik heb ze wel onder bomen zien staan, maar durf noch deze, noch de in heksenkringen groeiende weidechampignons die bij ons in het paardenland staan, te plukken om te eten. Verder zitten er heel veel dikke kastanjes in de tas, merk ik op.

Oui et non’, zegt de buurman. ‘Het zijn wel kastanjes, maar speciale. Marrons! Deze zitten maar alleen in een bolster en worden heel dik. Ze zijn lekkerder dan de gewone tamme kastanje’, wijst hij op de platgereden stekelige bolsters op het wegdek.

‘Kun je die dan ook eten?’ vraag ik onnozel.

Pas la bogue, niet de bolster, die lusten de geiten graag.’

‘Die stekelige dingen?’

‘Ja hoor, dat vinden ze heerlijk. Wij eten de kastanjes. Hebt u nog niets geraapt?’

‘We hebben ze nog nooit gegeten.’

‘Maar ze zijn heerlijk! Beter dan aardappels, en je kunt er van alles van maken. Ook pasta voor op brood. Heerlijk geroosterde kastanjes! Châtaignes rôties! Et les marrons glacés sont délicieux comme bonbon avec le café.

Un bonbon de marron, avec chocolat?

Hij legt me uit dat er geen chocola aan te pas komt, maar dat het met suiker geglazuurde marrons zijn. Het woord bonbon staat in het Frans niet voor het chique chocolaatje dat wij kennen. Een bonbon is meer een snoepje.

We zijn bij ons huis aangekomen en ik nodig buurman uit om een aperitief te drinken. ‘Faites comme chez vous’, maak ik het hem welkom. Op tafel ligt een briefje dat Erik ons kamikazezwijn weer aan het zoeken is. Voor de zoveelste keer deze week is Beauty ons hangbuikzwijnzeugje ontsnapt en de bossen ingegaan op zoek naar stoere wilde zwijnenmannen.

Bij de gezellig brandende houtkachel vraag ik Jean-Claude eens voor te doen hoe hij kastanjes roostert.

Hij neemt het ‘doe alsof u thuis bent’ wel erg letterlijk, want met zijn zakmes begint hij de marrons te pellen en gooit de schil op de grond. Ondertussen vertelt hij iets in het patois, vergetend dat ik die taal niet ken. Ik versta er dus niets van, maar ik geniet van zijn geanimeerde verhaal, waarin hij kennelijk alle lekkere dingen die je van marrons kunt maken uit de doeken doet. Dan realiseert hij zich dat ik niet antwoord, lacht en vraagt in het gewone Frans of ik een koekenpan heb. Ik reik hem het gevraagde aan, maar het is niet wat hij zoekt. ‘Vous n’avez que ça? Hebt u alleen deze maar? Vous n’avez pas une poêle à marrons?’ vraagt hij hooglijk verbaasd.

Als ik ontken, legt hij uit dat een dergelijke speciale koekenpan, gaatjes heeft zodat het roosteren beter gaat. Ondertussen doorpellend zegt hij dat het nog lekkerder is om ze in de schil te roosteren. In onze koekenpan gaat het toch ook wel aardig en inderdaad na eventjes verbaas ik me over de zachte zoete smaak van de kastanjes.

Iemand die ook op de heerlijke geur van de geroosterde boomvruchten afkomt is Beauty. Het superlelijke zwijnenvrouwtje heeft zelf de weg weer terug naar huis gevonden en is via de openstaande deur naar binnen gekomen. Dat doet ze wel vaker en speelt dan in de keuken voor kruimeldief. Buurman is verstoord. Dieren horen niet in huis en zeker varkens niet. Hij bekijkt de mollige Beauty keurend en zegt smakkend: ‘Ik weet nog een heel lekker recept met marrons, Rochefort en varkenskarbonade…’

_____________________________

Kijk hier voor alle afleveringen 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*