Feuilleton – 17 – Du vin, du pain, du pindakaas : Niet te veel hooi op de vork nemen

Qui trop embrasse mal étreint

Niet te veel hooi op de vork nemen

Op de terugweg spelen we de toerist. In Montgaillard, een dorpje vlakbij, staat een oude toren. We zijn er al een paar keer langs gereden. Tijd nu voor een nader onderzoek. Op de houten deur zit een brief in een plasticje geprikt: ‘Sleutel aan de overkant bij de bakker.’ De bakker staat op het punt te sluiten, maar vindt het geen probleem om de sleutel mee te geven. ‘U legt hem maar op de stoep als u klaar bent. Of anders laat u hem in de deur zitten.’ Soms twijfelen we aan onze Franse taalkennis. Verstaan we het goed? Zijn deze mensen echt zo goed van vertrouwen?

De grote oude sleutel draait nog soepel in het slot, maar binnen blijkt helaas dat de toren op zijn Frans gerestaureerd is. Niet voor het mooi maar simpelweg voor het behoud van de toren is hij voorzien van een cementlaag. Een lelijke betonnen trap leidt omhoog. Boven in de toren moeten we door een piepklein deurtje kruipen om op de omloop te komen. En dan vergeten we meteen de onooglijke restauratie. Een schitterend panorama – of was het de lange trap – beneemt ons even de adem. Op een emaillen oriëntatietafel lezen we de namen van de bergen in de verte. Tot honderdtwintig kilometer ver kun je kijken. We proberen uit te puzzelen waar ons huis ongeveer moet staan. Een van de wegen die ernaartoe leidt kun je een heel eind volgen voordat hij de bossen in verdwijnt. Als Nederlanders die plat land met veelal rechte wegen gewend zijn, vinden we het lastig ons te oriënteren in dit prachtige land, waar de wegen zo kronkelen dat ze een spelletje met je lijken te spelen. Wij weten nooit welke richting we op rijden.Niet te veel hooi op de vork nemen

Beneden aan de voet van de toren speelt een miniatuurdorpsleven zich af. We kijken op de daken van de gebouwen. Iemand snelt gehaast de openbare toiletten in. Even vaak keurig schoon als smerig, maar in Nederland vind je in ieder geval bijna nooit openbare toiletten. De kerkklokken luiden in hun platte toren. Een streektypisch kenmerk. Kerktorens zijn hier niet vierkant zoals we dat in Nederland kennen. Noch hebben de kerken hier wijzerplaten om de tijd aan te geve
n. Die kun je wel aflezen bij de drukknipperende groene kruizen van de pharmacies, een melange tussen apotheek en drogist.

De kerkklok luidt nu niet twaalf keer, maar lijkt willekeurig een aantal minuten te bellen. Uiteindelijk sterft de echo van de laatste bel weg. Dan klapt er een deur open en stromen kinderen de school uit. Ik tel ze. Zestien kids in alle leeftijden van de lagere school, die hier tot elf jaar gaat. Er komt slechts één volwassene naar buiten: de leraar. We verwachten dat de kinderen het plein af zullen rennen, maar ze gaan een ander gebouw weer in. Ik herinner me dat kinderen hier op school warm eten tussen de middag.

Vlak erna is het stil. Doodstil, op het koeren van een tortelduif na. De pauze van twaalf tot twee is begonnen. Iedereen is binnen. De witte ijzeren luiken zijn dicht tegen de felle zon. Het dorpspleintje met de platanen ligt er verlaten bij. Een hond plast op het grind van de lege baan voor pétanque, door Nederlanders misplaatst jeu de boules genoemd dat een ander spel is. Vooral in de weekenden zie je altijd wel mensen op deze banen. Zelfs de jeugd speelt fanatiek mee!

We schrikken op door geloei. We volgen het geluid en aan de rand van het dorpje ontdekken we een koe die roept. Ze gaat liggen, ook voor haar is het herkauwpauze. Of niet? We kijken nog eens beter en zien dat ze aan het kalven is! Mijn hart voor dieren klopt gelijk sneller, waar is hulp? Waar is haar eigenaar die haar bijstaat? Is er dan niemand die iets doet? Kan ík iets doen? Nee, tegen de tijd dat ik alle trappen van die toren ben afgerend, de auto heb gepakt en uitgevogeld heb waar het betreffende weiland ligt, zijn we een kwartier verder. Er rest ons niets anders dan op afstand de bevalling te volgen. Na een tijdje floept er een kalfje op de grond. Moeder gaat staan en draait zich, om haar kind schoon te likken. Weer even later komt het kleintje wiebelig overeind en de koe begeleidt het met haar kop naar haar uier. We zijn onder de indruk van dit prachtige schouwspel. Later zullen we zien dat koeien hier gewoon op het land bevallen. De boeren in hun witte bestelautootjes controleren de dieren twee keer per dag. De kalfjes blijven bij de moeder en de stier loopt het hele jaar bij zijn kudde. Je kunt beter een Franse, dan een Nederlandse koe zijn.

We rukken ons los van de idylle en gaan op weg naar Villeneuve om materialen voor de vloer in de woonkamer te kopen. Bij de bouwmarkt rijden we het terrein van de ‘buitenwinkel’ op en worden te woord gestaan door een aardige medewerker. Hij herkent ons van de vorige keer en we schudden handen. Belangstellend vraagt hij waar ons vakantiehuis staat. Hij blijkt Charmes te kennen, want hij ging er vroeger veel zwemmen in het meer. Met het meer bedoelt hij het plan d’eau. Een als waterreservoir aangelegd of natuurlijk meertje dat iedere zichzelf respecterende gemeente hier heeft. Meestal zijn het kleine recreatiegebiedjes geworden waar men op zondag picknickt. De man is ook wel eens in Nederland geweest. Kennen we toevallig de familie Roetkers (Rutgers) uit Amsterdam? Nederland is zo klein in zijn ogen, dat iedereen elkaar wel móét kennen. We moeten hem teleurstellen.

Samen met hem rekenen we uit hoeveel cement, isolatieplaten en betonijzer we nodig hebben voor de vloer. We komen uit op honderdveertig kilo cement en een aantal pakken isolatieplaat. De oude Land Rover zakt met iedere vijfendertig kilo cement verder achterover. De betonijzermatten steken zowel voor als achter een meter uit het tentzeildak. Het is puzzelen om de grote pakken piepschuim erbij te krijgen. Als efficiënte Hollanders willen we alles in één keer meenemen, maar hoe we ook passen en meten, we krijgen het er niet in. Als Erik op punt staat pakken op het dak van de Land Rover te gaan binden, grijpt de verkoper in: ‘Gaat u het vanavond afkrijgen?’

‘Nee, natuurlijk niet.’

‘Gaat u er vanavond aan beginnen dan?’

‘Nee, waarschijnlijk ook niet.’

‘Nou dan komt u toch morgen terug om de rest te halen’, zegt hij schouderophalend.

‘Ja maar, het is zestig kilometer enkele reis!’

‘Ja, en?’

 

_____________________________

Kijk hier voor alle afleveringen 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*