Feuilleton – 19 – Du vin, du pain, du pindakaas : Het dilemma van de keuze

Avoir l’embarras du choix

Het dilemma van de keuze

Bij de buren kaarten we onder een vroeg wijntje, voorzichtig om gevoelens niet te kwetsen, aan dat er mensen op ons land lopen.

‘Dat zijn jagers’, weet buurman Chevalier me te vertellen.

‘Mogen die zomaar op ons terrein komen?’

‘Jagers mogen alles. Bij ons komen ze ook. Wij houden net als u niet van de jagers,’ zegt Marie mijn nieuwe medestander tegen de jacht, ‘maar ze moeten de helft van wat ze schieten aan de eigenaar van het terrein geven. En ze hebben de grootste politieke partij.’

‘Hebben ze een eigen politieke partij?’ Ik begin het herhalen van antwoorden al te leren.

‘Ja, bijna extreem rechts en ze zijn machtig, want ze doen veel goed voor de natuur’, zegt Jean-Claude.

Tuurlijk en ik heb de Eiffeltoren in de aanbieding deze week. Deze discussie hebben we in Nederland járen geleden al gehad.

Jean-Claude vervolgt: ‘Ze schieten namelijk oreillards af, die mijn kool opeten.’

‘Wat is een oreillard?’ vraag ik.

Un oreillard, euh, c’est un oreillard. Met van die lange oren’, legt buurman uit met gebaren zijn oren langer makend.

‘Ezels?’ vraag ik. Zouden ze hier wilde ezels afschieten?

De lol is groot en de buurman slaat zich op de knieën van de pret. ‘Nee, zo’n konijn met lange oren! Un lièvre’, schiet hem ineens het gangbare woord te binnen. ‘Et bien sur des sangliers, des chevreuils, des lapins, et des renards. En als een vos je kippen jat, dan bel je de jachtvereniging en dan komen ze hem opsporen en afschieten. Meestal doen ze dat in mei als ze jonkies hebben. Die slaan ze dood tegen een boom.’

Ik walg al bij de gedachte.

‘De jagers doen goed werk, want de zwijnen zijn echt een probleem. Die wilde beesten jagen de koeien door het draad, wroeten je land om en dan kan je het niet meer normaal bewerken. Dus de jagers schieten die voor je af’, besluit Marie toch bijna blij.

Ohpff’, blaast Jean-Claude, een tussenwerpsel dat we nog vaak zullen horen als teken dat men het óf er niet mee eens is, óf dat het hen niet kan schelen. ‘Het zwijnenprobleem is de schuld van de jagers zelf. Die houden het in stand. Wij zijn de dupe. Er zijn in het wild bijna geen zwijnen meer. Ze worden er speciaal voor gefokt en uitgezet. ’s Winters worden ze bijgevoerd. Ze zijn hartstikke tam. Een blinde kan ze nog op tien meter treffen, omdat ze gewoon naar de mensen toe komen. Maar dan nog kunnen de jagers ze niet raken, want die zijn te dronken! Het is allemaal zuipen, meer niet. Een excuus om van de vrouw weg te zijn in het weekend. En omdat zij ze niet kunnen raken, planten de zwijnen zich alsmaar voort en nu zijn het er veel te veel. Het is een plaag geworden. We hebben met zijn allen nu bij de prefectuur een klacht ingediend tegen de jagers.’

Wauw, bij de prefectuur, dat is de hoogste macht binnen het departement! Dapper van deze mensen om zich te keren tegen de jagers die een meerderheid vormen. Fijn om diervriendelijke buren te hebben.

‘We hebben geëist dat de jagers nu binnen een maand honderd zwijnen moeten hebben afgeschoten. Als ze dit niet doen, moeten ze daarna gif neerleggen.’

Tot zover de diervriendelijke oplossing. Verbijsterd hoor ik het allemaal aan. Two different worlds. Dan rest nu nog de vraag hoe we de jagers van óns land af krijgen.

‘Mogen ze alleen in het weekend jagen?’ vraag ik hoopvol.

‘In het weekend, op feestdagen, en op woensdag mogen ze op alles jagen. Dinsdag mag je alleen op reeën schieten en donderdag op hazen.’

‘Het hele jaar door?’

‘Nee, van september tot april.’

‘Wat kunnen wij doen om ze van ons land af te houden?’

‘U moet niets doen hoor. Als u de jagers tegen u krijgt, kunt u hier geen vakantie meer komen houden. Represailles weet u…’

Onze verbazing is duidelijk.

Chasseinterdite‘Maar ik zie overal bordjes hangen: chasse interdite, chasse reservée, chasse gardée. Die kunnen wij toch ook ophangen?’

‘Daar hebt u het recht niet toe. U moet bij de prefectuur laten vastleggen dat u geen jagers op uw land wenst. Dit is een heel lange procedure. Als u er nou definitief zou wonen, zouden ze wel wegblijven hoor. Want ze mogen niet dichterbij dan honderdvijftig meter van bewoning komen. Wat u wel kunt doen, is bordjes: ‘propriété privée et passage interdit’ rondom uw terrein hangen.’

Vandaar al die ‘onvriendelijke’ bordjes overal in Frankrijk, ik snap ze nu een stuk beter…

’ Avonds nemen we een wijntje buiten in de nog warme zon. Ja, we beginnen aan wijn te wennen. We genieten van het schitterende uitzicht op de bergen in de verte. De jagers zijn vertrokken. Behalve het hijgen van Rocky en Gino, horen we niets. Ja, vogeltjes. Onze paarden grazen tevreden. Een buizerd cirkelt traag op de thermiek boven het weiland. Geen baas, geen werkdruk, geen files en geen verplichtingen. Wat wil een mens nou nog meer? Kon het maar altijd zo zijn.

‘Hoe zou het zijn om hier permanent te wonen?’ vraagt Erik.

‘Ik zit er net aan te denken!’ roep ik uit. ‘Kun jij gedachten lezen? Maar ik zat me ook af te vragen of ik hier wel zou kúnnen wonen, in een West-Europees land dat nog zó achterloopt.’

‘Dat zal toch wel wennen? Het is ook een stuk van de charme. Stel: we verkopen ons huis in Nederland voor een goede prijs, dan zouden we misschien van de opbrengst hier kunnen leven, zonder verder ooit nog te hoeven werken’, vervolgt hij.

Niet meer hoeven werken? Ik ben meteen om. Als we zuinig zijn, zou het moeten kunnen, mijmer ik, terwijl ik op zijn schoot klim. ‘We kunnen toch goed zonder luxe leven?’ breng ik nog even ter overweging.

‘Geen probleem lijkt me. Juist hartstikke gaaf. Terug naar de natuur! Geweldig!’ zegt Erik.

‘Ja! Zelfvoorzienend zijn. Een grotere moestuin dan in Nederland!’

‘We zullen op hout moeten stoken’, zegt hij.

‘En erop moeten koken’, vul ik dromerig aan.

‘Regenwater opvangen, zonne-energie. Ik zie het helemaal zitten!’

‘Kippen voor de eieren, en misschien zelf kaas maken!’

Hij geeft me een kus en zegt: ‘Als het financieel kan, doen we het gewoon!’

We worden steeds enthousiaster en bellen nog laat een bevriende makelaar in Nederland of hij een idee heeft wat ons huis op de markt zou doen. Hij komt regelmatig bij ons over de vloer en met de verbazingwekkende prijs die hij noemt gaan we aan het rekenen. Als we de winst ervan op de bank vastzetten, dan kunnen we van de rente leven! Rentenieren! Wat een bak, wie had dat ooit kunnen denken? Nou ja, wel low budget rentenieren, maar dat lukt ons wel. Impulsief hakken we de knoop door en bellen hem rond middernacht: ‘Zet het huis maar te koop!’

_____________________________

Kijk hier voor alle afleveringen 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*