Feuilleton – 30 – Du vin, du pain, du pindakaas : Niet met hangende pootjes terugkeren

Ne pas revenir la queue basse

Niet met hangende pootjes terugkeren

‘Ja, voorgoed.’

‘Bedoel je echt emigreren?’

‘Nou ja, gewoon verhuizen naar het buitenland.’

‘Dat is toch emigreren?’

‘Ja. Nu je het zo zegt wel, maar dat klinkt veel verder weg of zo.’

‘En je huis hier dan?’

‘Staat in de verkoop.’

‘Dat méén je niet! Heb je daar dan al werk?’

‘Nee, we gaan proberen van de rente te leven, en verder back to basics!’

‘Rentenieren én terug naar de natuur? Op je luie kont zitten, maar mét een moestuin en een koe voor de melk en zo?’

‘Zoiets ja.’

Ze lacht: ‘Zeg maar een boerin in de watten gelegd. Aan de ene kant het werkkatoen, maar aan de andere kant de luxe van fluweel!’

Ik grinnik, ‘Nou, je zegt het, er is daar een boerin die in fluweel gekleed haar koeien hoedt!’

‘Franse vrouwen zijn altijd netjes gekleed, toch?’

‘Nah, voor een boerin vond ik het apart hoor. Het is een van de tegenstrijdigheden die we op het Franse platteland zijn tegengekomen.’

‘Trouwens, wat zal je baas er de p in hebben! Jij werkt er zowat heel je werkzame leven al. En Erik ook trouwens.’

‘Ja, zowel die van mij als die van Erik was onplezierig verrast. Maar wanneer kun je nu beter stoppen dan op de top van je carrière? We gaan weg zonder ruzie en met megagoeie aanbevelingen. Ze zijn wel blij dat we hen niet inruilen voor een andere baas, voor een emigratie hebben ze wel begrip.’

‘Tot wanneer werken jullie dan nog?’

‘Erik stopt eind dit jaar, maar omdat hij nog zo veel overuren heeft staan, neemt hij die op in plaats van te laten uitbetalen. Dus hij is half december al klaar. Ik stop eind februari.’

‘Vind het wel echt wat voor jullie om zoiets te doen. Jullie zijn altijd al prettig gestoord geweest. Met je vijfendertigste met pensioen! Hoe verzin je het.’

En zo zijn de meeste reacties, verbazing, soms ontsteltenis of onbegrip. Velen blijken al mensen te kennen die uit Nederland vertrokken zijn. Familie heeft wisselende reacties, sommigen vinden het erg ver weg, anderen snappen niet dat we in een ruïne gaan wonen, maar de meesten zijn enthousiast en vinden zo’n leven wel bij ons passen. Een oom zegt: ‘Pas maar op, ik ken bijvoorbeeld luitjes die een vismeer gekocht hadden waar je tegen betaling mocht vissen. Ze hadden er meerval in uitgezet. Een jaar later moesten ze het hele meer leegmaken want ze hadden van te voren de vissen niet op een of andere ziekte laten testen. Twintigduizend euro schade! En een ander stel kon er niet tegen de hele dag op elkaars lip te zitten en is gaan scheiden. Ik heb ook gehoord dat iemand een huis gekocht had waar helemaal nooit een bouwvergunning voor was gegeven. Mensen die te gemakkelijk dachten over krotten. En zo veel lui die failliet zijn gegaan. Ach, ik heb er al zo veel met hangende pootjes terug zien komen.’

‘Dat zou inderdaad jammer zijn, maar dan is er bij ons nog geen man overboord. Het geld dat we zullen krijgen voor het huis, gaan we niet beleggen, dat durven we niet. We zetten het veilig en vast op een renterekening. Mocht het hele plan mislukken, dan kunnen we terug naar Nederland en hebben we ons kapitaal nog over om opnieuw te beginnen’, zegt Erik verstandig.

 

Een drukke tijd breekt aan. Er moet zo ontzettend veel geregeld worden. Het belangrijkste, waar alles mee valt of staat, is de verkoop van ons huis. Huizen staan op dit moment maar een paar dagen te koop, dus we gaan ervan uit dat het snel verkocht is. Een tijd breekt aan van, geheel tegen onze gewoonte in, het huis keurig schoon en opgeruimd houden. Iedere dag kan er een bezichtiging zijn. De eerste kijkers bezien we met argwaan. Eigenlijk wil ik het huis alleen verkopen aan leuke mensen. We hebben immers onze hele ziel en zaligheid in dit huis gelegd. We hadden nooit gedacht hier ooit nog weg te gaan. We leiden de mensen zelf rond, over het hele terrein en door alle kamers. De afkeurende blikken, hatelijke opmerkingen, ik neem deze prijsdrukkertjes allemaal voor lief.

‘Wat een etterbakken waren deze zeg’, klaag ik mijn nood bij Erik.

‘Moet je doorheen kijken, dat zou jij toch ook doen?’

‘Ik wil er in het vervolg niet meer bij zijn. De makelaar moet het maar doen hoor. Ik wil weg naar Frankrijk.’

‘Het is bijna kerst, dan gaan we er weer heen.’

‘Waarom prikken we de verhuisdatum nou niet?’ mopper ik. ‘Als we nou een afscheidsfeest geven, tegelijk met ons twaalfeneenhalf jaar samenzijn, dan kunnen we daarna weg.’

‘Je weet toch niet of we het huis kunnen verkopen? Maar oké, laten we zeggen half april. Ga jij maar vast een verhuizer regelen.’

Ik ben tevreden, nu heb ik iets om naar te streven. De internationale verhuizer komt een schatting doen van het aantal kubieke meter inboedel. Het is niet goedkoop, er komen dure verzekeringen bij voor het huisraad, maar het is dan ook een behoorlijke afstand. De verhuizer laat van tevoren weten, dat we de Albert Heijn niet hoeven te plunderen voor dozen. Hij wil alleen met zijn eigen dozen werken en die moet je van hem kopen, aangezien hij ze niet weer op komt halen in het buitenland.

Nu de datum bekend is, doen we de verhuisberichten de deur uit, en stoppen diverse automatische overschrijvingen. Het inleveren van de leaseauto, het opzeggen van tijdschriften, lidmaatschappen van verenigingen, sportscholen, gas, water, licht, telefoon, de hele rataplan. De tientallen charitatieve instellingen krijgen naar aanleiding van hun acceptgiro’s een laatste gift, en meteen erna een opzegbrief. Bij iedereen werkt het, behalve bij de Alzheimerinstelling. Die blijven bedelbrieven met gebloemde adresstickertjes opsturen. Die zijn zeker de opzegging vergeten te registreren.

Er wordt gebeld. ‘Bedankt hoor voor uw adreswijziging,’ begint de man van de autoverzekering, ‘maar de postcode klopt niet. Er staan geen letters bij.’

‘De Franse postcode bestaat uit vijf cijfers meneer. Zonder letters.’

‘O, wat vreemd, dat kan ik niet in mijn computer invoeren en trouwens, u bent vergeten achter uw straatnaam…’ hij heeft duidelijk moeite met de uitspraak, ‘Lieu dit La Ferme Blanche het huisnummer erbij te vermelden.’

‘Ik ben het niet vergeten, we hebben daar geen huisnummer’, reageer ik geërgerd.

‘Dat kan niet! Natuurlijk hebt u een huisnummer!’ roept hij uit.

‘Meneer, in Frankrijk is het heel gebruikelijk om geen huisnummer te hebben. Charmes is een klein gehuchtje met nog geen honderd mensen. Wij wonen op: ‘Een plek genaamd De Witte Boerderij’, iedereen kent elkaar, en wat ik u gegeven heb is ons correcte adres.’ Irritant zeg, dit is nu al de zoveelste vraag over het adres.

‘Maar dan kan ik u niet in de computer invoeren, ik moet een huisnummer hebben’, zegt hij klagerig.

‘Hoeveel Van Wijcks dacht u nou dat er in Charmes wonen?’

‘Ja, maar mijn computer móét een huisnummer hebben!’

‘Nou bedenkt u maar eens iets creatiefs, wat dacht u van huisnummer 9-723 A-bis III? Nee? Dan voert u toch een één in of zo.’

 

_____________________________

Kijk hier voor alle afleveringen 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*