Feuilleton – 3 – Du vin, du pain, du pindakaas : Blaffende honden

Le chien qui aboie ne mord pas
Blaffende honden bijten niet

 

 

Vanwege de slechte staat van het huis kunnen we enorm afdingen en op een ton maken we het af. Zo snel als we het over de prijs eens worden, zo langzaam gaan de zaken in Frans koopakteland. Na een paar maanden is het huis nog niet van ons. De Nederlandse notaris die we in de arm hebben genomen om de dingen te regelen, is weliswaar gespecialiseerd in kopen in Frankrijk, maar kan ook geen ijzer met handen breken. Vooroordeelbevestigend moeten diverse papieren herhaaldelijk opgestuurd worden, raken dingen kwijt in Frankrijk, komt de Franse notaris afspraken niet na, belt niet terug, en ga zo maar door. Bovendien is het een crime om als ongetrouwd stel in Frankrijk samen iets te willen kopen. De Nederlandse notaris smeekt ons bijna alleen even voor de wet te trouwen, dat zou alles zo veel makkelijker maken. Uit principe zijn we niet getrouwd en we zijn niet van plan om speciaal voor die bureaucratische Fransen te gaan trouwen. Om de dingen nog ingewikkelder te maken, moeten we iets doen om de zaken te regelen bij overlijden. Namelijk, als Erik komt te overlijden kan zijn familie volgens het Franse erfrecht het huis opeisen. Ik zou er dan geen recht meer op hebben. Andersom kan niet. Als ik overlijd komt het huis vanzelf op Eriks naam. Kan het nog ouderwetser en discriminerender? Maar we hebben toch een samenlevingscontract? Nee, ons Nederlandse contract is in Frankrijk niet geldig. Frankrijk kent wel een dergelijke overeenkomst, echter dat is nog maar pas uitgevonden en de notaris raadt het ons niet aan. Wel kunnen we een SCI oprichten. Une Société Civile Immobilière. Als het ware begin je een soort BV zonder rechten. Het enige wat je doet is het huis in aandelen verdelen onder de leden van de SCI. Bij overlijden van de een, gaan de aandelen altijd over naar de overgebleven partner. Daar kan de familie niet aankomen. Dus laten we dat dan ook maar doen. Waarom makkelijk doen als het ook moeilijk kan?

Bij het tweede bezoek in Frankrijk gaan we ons voorstellen aan de buren. Het minigehuchtje La Ferme Blanche, vernoemd naar onze boerderij, valt onder Charmes en heeft drie huizen. Een huisje tegenover ons wordt bewoond door een oude alleenstaande meneer met achter een klein brilletje, bruine pretoogjes. Een keurige man, die heel on-Frans zijn tuin zeer netjes onderhoudt, rozen kweekt en zijn coniferen in mooie vormen snoeit. Hij heeft geen dieren en geen overbodige oude troep die vele Franse erven zo (ont)siert. Hij heeft een moestuin die in Nederland ongetwijfeld een prijs zou winnen. Ik vind het eigenlijk té netjes. Wat netheid betreft stel ik me zo voor dat ik wel in Frankrijk zou passen. Ik ben geen poetser en mijn lijfspreekwoord ‘met de Franse slag’ moet toch ergens vandaan komen.
Met een fles Hollandse jenever stappen we op onze schoffelende vakantiebuurman af. Inmiddels hebben we in de voorafgaande maanden ons twee jaar schoolfrans opgehaald en diverse cursussen voor beginners aangeschaft en doorgewerkt. Het kennismakingspraatje, buiten voor zijn deur, gaat dus heel redelijk. Dit ondanks zijn streektaal, patois genoemd en dankzij de gebarentaal die de Fransen graag gebruiken. Hij stelt zich voor als François. Lastig vind ik dat, om iemand van die leeftijd bij zijn voornaam te noemen. Maar meteen wel erg vriendelijk.
We zijn vooral erg nieuwsgierig naar de historie van het vakantiehuis. Hij weet er veel van, want hij is bijna tachtig jaar en heeft hier heel zijn leven gewoond. Op die leeftijd nog op jezelf wonen en niets laten doen? Nee, hij doet alles zelf. Hij kapt nog bomen voor stookhout, snoeit zelf op een wankele houten ladder de vier meter hoge coniferen, doet tuin en huishouden nog zelf. Voor Nederlandse normen een unicum.
We krijgen van hem bevestigd dat ‘ons’ huis waarschijnlijk meer dan driehonderd jaar oud is. In de broodoven bakte een aantal generaties brood voor de omringende huizen. Ieder Frans huis heeft een waterput, maar de zijne is al lang geleden in onbruik geraakt en vroeger voordat in de jaren zeventig stadswater werd aangelegd, ging hij ook water halen bij de buren, onze voorgangers. Het erf was vroeger de openbare weg. Ook ons vakantiehuis heeft dus een gratis verhard erf gehad. Je kunt het nog zien aan de elektriciteitspalen die inderdaad op het erf en raar midden in ons land staan. Daar liep vroeger de weg. De vrouw van het echtpaar dat er woonde maakte geitenkaas voor de verkoop. De man was beambte en had zoals iedereen hier wat koeien, varkens en paarden. De foto van de man met het paard bleek inderdaad die man te zijn. Het huis heeft, vóór de Nederlander waarvan wij het kochten, lange tijd leeggestaan nadat ook mevrouw was overleden, vertelt onze vriendelijke buurman meneer François.
Rond elven bedanken we hem vriendelijk en gaan door naar de volgende buren. Die wonen in feite net zo dichtbij, maar door bosschages en omdat er geen weg meer vanaf ons rechtstreeks naartoe loopt, kun je ze niet zien.

Als we op de openbare weg wandelen die langs hun huis loopt, worden we gesignaleerd door de waakhonden. Normaal gesproken vind ik het erg zielig dat de Franse honden allemaal aan kettingen liggen, maar nu had ik het toch niet erg gevonden als ze vastgelegen hadden. Woest blaffend, met ontblote tanden komen drie grote honden op ons afstormen, twee keer type herder, één keer type rottweiler. Oké, we hebben zelf grote honden, we zijn niet bang, maar dit is niet grappig.
‘Wat doen we, lopen we verder?’ vraag ik benauwd aan Erik.
‘Blaffende honden bijten niet’, zegt hij, maar erg overtuigd klinkt het niet.
Langzaam lopen we door, de honden blijven blaffen en wij kijken onze ogen uit als we een echt Frans erf op lopen. In Nederland is het verschil tussen arm en rijk niet zo zichtbaar als hier in Frankrijk. De puinhoop is eigenlijk niet te beschrijven en toch is het gezellig typerend Frans platteland. Naast de in verval geraakte waterput staat een oude betonnen wasbak. De schuine geribbelde bovenkant waar de was op schoongeschrobd werd, of misschien wordt, heeft nog het vierkante zeepbakje voor de grote blokken Marseillezeep. In met krakkemikkige hekken omheinde veldjes staan, uiteraard, golfplaten krotjes om de dieren in op te bergen. De konijnen komen er het slechtst van af met hun betonnen flat. In drie etages boven elkaar zitten de pluizige beesten opgeslagen. Een doodgeschoten kraai, ter waarschuwing voor soortgenoten aan een paal ondersteboven opgehangen, zwaait met uitgestrekte vleugels triest zacht in de wind heen en weer. Een dode slang zonder kop hangt als trofee over een hekje. Overal om ons heen liggen vergeten plastic zakken, kapotte emmers, vuiligheid en stront en is er het leven dat dit geproduceerd heeft. Ganzen, eenden, kippen met lange kale nekken (makkelijk om te slachten), duiven, konijnen, geiten, schapen, katten, honden en… mensen.
In de wegberm hoedt een kleine Marokkaanse vrouw met hoofddoek haar verschrikkelijk lelijke schapen. De dieren hebben een lelijke rode kale rimpelige kop. Later zal ik leren dat het de beste vlees- en melkschapen ter wereld zijn, Rouge de l’ouest. Ondanks de aprilzon, is de vrouw helemaal ingepakt. Diep weggedoken in haar omslagdoek, heeft ze het kennelijk onder haar wintermantel nóg koud. Een blauw bloemetjesschort over haar rok, steekt onder haar jas uit. Voor de warmte heeft ze nog een legging aan. Bruine kaplaarzen maken het geheel af. Onder haar arm heeft ze een stok geklemd. Als ze zich omdraait schat ik haar ergens midden zeventig. Ze staat te breien! De knot wol hangt in een mandje aan haar arm. Van haar handschoenen zijn de vingertopjes afgeknipt. Haar jas wordt met twee grote veiligheidsspelden dichtgehouden omdat de knopen ontbreken. We weten dat er in Frankrijk grote tegenstellingen zijn tussen de stad en het platteland, maar dat er nog zulke armoede bestond, wisten we niet.
We groeten haar al vanaf een afstandje, wanneer ze ineens tegen de honden begint te schreeuwen. Breiwerk in de ene hand geklemd, opgeheven stok in de andere, jaagt ze de honden weg. Deze plotselinge uitval verrast zowel de dieren als ons en maakt op beide partijen indruk. Het is stil. Als ze ons weer aankijkt blijkt het geen Marokkaanse te zijn, het is de buurvrouw…

 

 

_____________________________

Kijk hier voor alle afleveringen 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*