Feuilleton – 2 – De vin, du pain, du pindakaas : een appel en een ei

Acheter quelque chose pour une bouchée de pain
Iets voor een appel en een ei kopen

 

Ondanks dat het huisje van de joviale man alles heeft wat we willen, wonen de buren wel erg dichtbij, weet ik Erik te overtuigen. We rijden naar de dichtstbijzijnde stad om te lunchen. Als we langs een vitrine met huizenadvertenties komen, stappen we uit. Het is geen makelaar, maar een notariskantoor. Zeker uit faillissementen. Ook hier staan leuke fermettes, kleine boerderijtjes, voor geen geld. En er staat veel te koop! Ook de plaatselijke makelaars, meer dan dat er bakkers zijn, bieden een keur aan woningen. Likkebaardend staan we voor de etalages. Echter zelf gaan bezichtigen zonder afspraak is onmogelijk omdat, heel anders dan in Nederland, de adressen van de huisjes er niet bij vermeld staan. Hadden we het eerder over een ton, voor minder dan de helft kun je hier al piepkleine lieve bouwvalletjes kopen. Moet wel alles er nog in gemaakt worden. Dat is voor ons geen probleem, we hebben al meerdere huizen zelf gebouwd en verbouwd, dus dat zal wel lukken. Na op die zondagmiddag nog twee huizen te hebben bezichtigd, komen we op de route van dé advertentie van het huis zonder makelaar.
Door een winters landschap, onder een grijze dreigende lucht rijden we door een opvallend schone provincie. Geen papiertje in de bermen. De summiere advertentie doet de prachtige omgeving geen eer aan. Het dorpje Charmes, waar het huis onder valt, wel. Het gehuchtje is zo klein dat we er welgeteld zesentwintig seconden over doen om doorheen te rijden. Het heeft een kerkje, het gemeentehuis, la mairie, een begraafplaats, in de oude school une salle de polyvalente (zaal die voor meerdere doeleinden gebruikt kan worden) en wel liefst twee huizen. Beide zo te zien onbewoond. Geen bakker of andere winkels. Bij de mairie wapperen twee Franse vlaggetjes boven de deur. In Frankrijk zie je geen openbaar gebouw zonder hun nationale driekleur. Jammer eigenlijk dat Nederland de Nederlanders zo weinig kan schelen dat wij alleen nog maar vlaggen op Koninginnedag en vier en vijf mei. En dan nog sporadisch.
De laatste kilometers naar het te bezichtigen huis, worden de wegen steeds smaller. Ik lees het briefje met routebeschrijving hardop: ‘Na het kruispunt buiten het dorp, na vijftig meter bij de oude gesnoeide ormes het eerste verharde pad schuin rechts, poosje doorrijden, direct voorbij het scheefhangende roestige hek links.’
We hebben de bomen gevonden en na een paar minuten draaien we het toegangsweggetje op. Bij het huis stopt de verharde weg en gaat over in een karrenspoor. In ieder geval ligt dit huis ver van de weg af. We houden onze adem in als we de auto voor het hek zetten. Een onbestemde zenuwachtige spanning maakt zich van mij meester. Zou dit ons vakantiehuis worden?
‘Dit is ‘m Roos’, zegt Erik en bevestigt wat ik voel.
Ja, dit is het. La Ferme Blanche. Maar ís dit het? Mistroostig en nat staan twee natuurstenen schuren als wachters naast het oprijpad. De roodbruine deuren maken het geheel nog somberder. De grote schuur heeft in plaats van houten deuren, twee enorme golfplaten schuifdeuren. Het lichtgeel gepleisterde woonhuisje vormt een vrolijk contrast tegen de donkere achtergrond van het winterse bos. We gaan op onderzoek uit. Een verrot lattenhek sluit het erf af. Het gescheurde ijzeren bord met de waarschuwing Attention au chien doet onvriendelijk aan. Ernaast hangt een gegalvaniseerde brievenbus met een stuk oud blauw elektriciteitsdraad aan het hek.
Links van de oprit leunt een houten bouwval scheef tegen de schuur. Een paal houdt een deur open. Golfplaten als dak worden op hun plek gehouden door grote keien die erop gelegd zijn. Het moet iets van een stalletje geweest zijn. De dorre varens knisperen onder mijn voeten, mijn jas blijft in de woekerende braamstruik haken als ik naar binnen tuur. Er hangt nog allemaal gereedschap! Oud en antiek. Veel waarvan ik niet eens weet waarvoor het bedoeld is. Geweldig! Ik val op ‘ouwe meuk’, zou zo een museum willen beginnen. Mijn enthousiasme begint te groeien.
Rechts van de oprit tegen de grote schuur aangezakt staat een miniem vierkant bouwsel. Waarschijnlijk de elektriciteitskast of zo. Door een rommeltje van plastic zakken, wat oude pannen en vooral dorre brandnetels banen we ons een weg naar de deur. Als Erik met moeite de deur open krijgt is meteen duidelijk dat het geen elektriciteitshuisje is. De wc! Nou ja wc, meer dan veldlatrine mag het niet heten. Een gat in de grond met twee planken erover die op stenen rusten. Kun je toch nog zitten. Fijn hoor, zo in het zicht van de ingang naar het toilet gaan. Rare jongens die Fransen.
Op het erf is het een puinhoop. Een slordige stapel natuurstenen, een berg verrot hout van een kleine anderhalve meter hoog en een dito zootje balken. In de kleinste schuur een antieke broodoven. Verwaarloosd, maar zo te zien nog helemaal intact, met bijbehorende houten gereedschappen. Een stukje verder de basis van een oude waterput afgesloten met een plaat beton. Hoe verder we het erf op komen hoe meer rommel we ontdekken. Je snapt niet hoe ze er zo’n puinhoop van kunnen maken.
Aan de fermette zit een soort schuur vast. Meer dan twee muren is het niet, met alweer een golfplaten dak. Ook het huis zelf heeft aan de achterkant een golfplaten dak. Het zou me niet verbazen als veel Fransen aandelen in de golfplatenbusiness hebben. De bouwmaterialen uit de advertentie liggen overal slordig neergekwakt. Een stapel gekliefd brandhout is ooit omgezakt en wordt langzaam verteerd door het oprukkende onkruid. Voor het huis een scheef gewaaide, oude boom.
Inmiddels is de lucht aan het opklaren en steken de gele narcissen die binnen een omheinde tuin staan, fel af tegen het sombere winterbruin. Achter het huis een schitterende dikke boom. Majestueus, zelfs met zijn kale wintertakken. Is het een eik? Onder alweer een golfplaten afdakje een oude boerenkar met spaakwielen van anderhalve meter hoog. Dit museumstuk moet nog van voor de Eerste Wereldoorlog zijn! Wat gaaf, zou die ook bij de verkoop in zitten?
We vinden de sleutel op de plek die de eigenaar ons uitgelegd heeft en stappen de boerderij in. Een muffe lucht slaat ons tegemoet. In de donkere keuken tasten we naar het licht. Het werkt! Maar dan is het even schrikken. Eigenlijk ziet het er ongeveer net zo uit als het boerderijtje van het ‘overleden gezin’. Inclusief de ‘olijvenpitten’ en als extraatje een laag pluizige schimmel van vijf centimeter dik op de muren van de keuken. Met dit verschil dat dit huis nóg twee kamers heeft. We stappen ernaartoe door een lage deur. Erik stoot prompt zijn hoofd aan de deurpost. De Franse huizen zijn niet toegesneden op zijn één meter vijfentachtig. Nog maar net van de schrik bekomen, zijn hoofd nog wrijvend, wordt de man voor me ineens een stuk kleiner. Was er zo’n grote afstap? Een verwensing op hetzelfde moment doet me het ergste vermoeden. Bij de eerste pas de kamer in, is hij meteen door de planken vloer gezakt! We hebben de grootste lol als we zijn been proberen te bevrijden, zonder dat zijn schoen in de kruipruimte achterblijft. Na de humor, schamen we ons dat we andermans eigendom beschadigd hebben, maar we konden het ook niet helpen. In deze kamer is het drukke Franse bloemetjesbehang bedekt met voor de variatie vooral zwárte schimmel. Het kleurt mooi bij de door de houtworm aangetaste beige gespikkelde vloer en de witte schimmel op het schrootjesplafond. Plinten en omlijsting van de haard zijn in een weeïg mintgroen geschilderd dat we later vaak in oude huizen zullen tegenkomen.
Het gat op de terugweg vermijdend, verkennen we het huis verder. Vanuit de keuken is er een schattig opkamertje boven de kelder. Zwart beschimmeld behang en een balk die wel heel erg is aangevreten door de houtworm. Daar moeten we in Nederland even een middeltje voor kopen. Op de zolder is de vloer zo mogelijk nog meer verrot dan beneden. Deze heeft zich zo volgezogen met vocht, dat diverse planken middenin door het uitzetten omhoog zijn geknakt. In het licht dat door een piepklein vuil dakraampje valt, zien we dat ook hier de vloer een prachtig patroon heeft. Dit keer van witte vogelflatsen en bruine uilenbraaksels of poep, dat wil ik even in het midden laten. De familie houtworm heeft de vloer beneden als voorafje genomen en is hier bezig aan de hoofdmaaltijd, zo te zien aan de kenmerkende lichte stofspikkeltjes op de balken. Desondanks is de dakconstructie geweldig. We zijn onder de indruk dat die mensen meer dan driehonderd jaar geleden zonder elektrisch gereedschap, zulke mooie en vooral stevige houtverbindingen konden maken.
Het dak is niet geïsoleerd en dus kijken we meteen op de panlatten en les tuilles, dakpannen, die erop liggen. Als ik nog eens dichterbij kijk, zie ik dat de nokjes van de pannen gemaakt zijn door een klontje klei vanuit de dakpan tussen duim en wijsvingers om te trekken. De vingerafdruk van een duim zie je letterlijk nog in de klei staan! Een eindje verderop zie ik een pootafdruk van een hond in de eeuwenoude dakpan. Wat zal die dakpanmaker er ooit de pest in hebben gehad dat er op zijn droogveld een hond over de dakpannen heeft gelopen. Na de hondenpoot zie ik steeds meer, vogelklauwen, kattenvoetjes, zwijnen- en hertenhoeven. Geweldig! Ik raak er niet over uitgepraat.
Op de zolder zelf staan, zoals het een goede zolder betaamt, nog dozen met oud spul. Drie foto’s van een man op de rug gezien, met een paard op ‘ons’ erf. Brieven van ziekenhuizen. Tussen de vele kleurige dopjes die ooit wijnflessen hadden moeten gaan afsluiten liggen her en der proppen bruin pakpapier. Achteloos pak ik er een paar op om vast weg te gooien. Krakend verfrommel ik ze in mijn hand. Als ik de vierde op wil rapen, laat ik met een gil van schrik de andere vallen. Deze prop heeft pootjes. En een staart. Een rattenstaart! Een eindje verderop staat een oud bordje met roze korrels erop. Dat verklaart een hoop.
Ook zie ik veel dode wespen. Heel erg grote dode wespen. Jemig, hebben ze hier radioactieve bloemen of zo? Hoe komen die dingen zo groot? Wat een engerds. Dat belooft nog wat. Verder, weckpotten met onbestemde inhoud, flessen met boerenjongens, oude paardenzadels, een schattig kinderfietsje. Verheerlijkt snuffelen we in die ouwe troep. Het lijkt wel een rommelmarkt. Een antiquair zou zijn hart kunnen ophalen. Ik dus ook. Maar een propere Nederlander met gezond verstand wordt niet verliefd op een huis met houtworm en schimmel.
Ach wat, het is heerlijk oud, er is nog weinig aan het huis gesleuteld. Voor doe-het-zelvers is er zat uitdaging zullen we maar zeggen en de vorige eigenaar heeft in de schuur een provisorische douche aangelegd. Wat wil een mens nog meer? We kijken door alle rommel heen en zien de mogelijkheden die dit huis met zijn vijf hectare ons kan bieden. Wanneer we naar buiten stappen, zijn de laatste wolken verdwenen. We kijken het dal in. Een prachtig landschap strekt zich voor ons uit met in de verte, bergen! We zien het helemaal zitten om op deze plek, waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan, veel vakanties te gaan houden. Verkocht!

 

_____________________________

Kijk hier voor alle afleveringen 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*