Is er een posthumaan wezen in aantocht? En werken wij mensen daaraan mee?

 

Niet alleen botsingen tussen culturen, maar ook ontwikkelingen in computerisering, robotisering en gentechnologie, brengen grote veranderingen met zich mee die de mensheid van gedaante lijken te veranderen. Er begint een nieuw soort mens te ontstaan, een ander wezen dat langer blijft leven, gezonder, slimmer en mooier is. Sommige wetenschappers zien mogelijkheden om posthumane levensvormen te scheppen voorbij de humaniteit.

Naast taoïsten, boeddhisten, christenen, moslims en vele andere groeperingen met een levensovertuiging zijn er vooral in het Westen veel mensen die zich humanist noemen. Dat betekent dat ze uitgaan van menselijke waarden, van het verstand, het gevoel en de vindingrijkheid die mensen kenmerken. Meestal verwerpen ze hogere machten, bovennatuurlijk of goddelijke krachten waaraan  mensen zich moeten onderwerpen. Soms worden er twee groepen van humanisten onderscheiden, namelijk specifieke en meer algemene humanisten. Specifieke humanisten zijn meestal lid zijn van een humanistisch genootschap en profileren zich ferm tegenover gelovige mensen die in hun ogen het humane ondergeschikt maken aan goddelijke uitspraken en voorschriften die liggen opgeslagen in oude en heilige boeken. In veel gevallen zijn deze humanisten atheïsten, vrijdenkers of agnosten. Daarnaast zijn er de meer algemene humanisten die de menselijke eigenschappen benadrukken. Zij geven aan hoe dit in de loop van de geschiedenis heeft geleid tot grote ontwikkelingen op alle mogelijke gebieden waarop mensen actief zijn. En men verwijst dan naar figuren als Socrates, Leonardo da Vinci, Erasmus, Einstein en vele,  vele anderen. Deze humanisten komen op voor de menselijke beginselen van vrijheid, persoonlijk leiderschap en eigen verantwoordelijkheid, verwijzen naar de rechten van de mens, pleiten voor vrede en gerechtigheid terwijl ze misschien twijfelen aan een hiernamaals of aan een almachtige god en  onbewust een soort geloof van hun voorouders aanhangen.

Naast deze humanisten zijn er transhumanisten en posthumanisten. Zij gaan een stap verder in de zin dat ze van mening zijn dat de mens niet een eindpunt is van een complex evolutionair ontwikkelingsproces maar slechts een tussenschakel in een evolutie. Transhumanisten verwerpen de antropocentrische vooronderstelling dat de mens de maat is van alle dingen, de maat van de aardse vormen van leven. Het gaat hun niet alleen om de vraag wat en hoe de werkelijkheid is in de ogen van mensen, maar ook om de vraag hoe die werkelijkheid zich ontwikkelt en kan worden. En zij roepen op tot zelfoverstijging van de biologische soort mens. We moeten onszelf overstijgen en veranderen zoals dat een kenmerk is van alle leven. Men zoekt aansluiting bij Nietzsche die in de negentiende eeuw al schreef dat de mens overwonnen moet worden, dat er een ander soort mens moet komen, een ander wezen dat tot meer in staat is, want de mens is maar een gebrekkig wezen dat overstegen kan worden.

In de ogen van transhumanisten kunnen we via gentherapie en gentechnologie erfelijke ziektes uitbannen, mensen slimmer en mooier maken en ze veel langer laten leven. Er kunnen transhumane en posthumane levensvormen worden ontwikkeld waarbij we het DNA van een organisme bijstellen en veranderen zodat er nieuwe genetisch gemodificeerde organismen ontstaan. Door onze verstandelijke en technische mogelijkheden te benutten kunnen we de grenzen van  het mens-zijn verleggen en menselijke leven transformeren. Posthumanisten zien mogelijkheden om posthumane levensvormen te creëren waar de huidige mens zich op de duur aan zal onderwerpen. Door transformatie van menselijk leven hebben we zo enige zeggenschap over de evolutie, zegt men,  want dat is een onstuitbaar proces dat al miljarden en miljoenen jaren aan de gang is en zich steeds sneller voltrekt. Dat valt niet te ontkennen. Jos de Mul schrijft dat deze versnelling het gevolg is van de toenemende complexiteit van organismen en de daarmee gepaard gaande toename in genetische variatie. ‘Er bestaat een recht evenredige correlatie tussen de mate van genetische variatie en de snelheid van evolutie. Wanneer de variatie toeneemt wordt de keuzemogelijkheid van de natuurlijke selectie vergroot en gaat de evolutie in een hogere versnelling.’ Dat betekent dat het leven hier wordt gekenmerkt door een exponentiële versnelling die nog steeds voortduurt.

We kunnen dat proces maar ten dele beïnvloeden. Vermoedelijk hebben wij mensen maar voor een klein deel zeggenschap over onze eigen evolutie, al zullen sommige humanisten betogen dat we veel in eigen hand hebben. ‘We zijn niet bij machte de odyssee van het leven te stoppen’, zegt Jos de Mul. Maar hij geeft aan dat cultuur een poging is het evolutieproces een beetje te sturen. ‘Hoe beperkt de speelruimte van menselijke interventie ook is en hoe veel beperkter die in de toekomst mogelijk ook wordt, ze is allerminst afwezig, zeker wanneer we bedenken dat de evolutie een chaotisch proces is dat wordt gekenmerkt door een gevoelige afhankelijkheid van de begintoestand waardoor uiterst kleine variaties bij aanvang enorme gevolgen hebben voor de verdere ontwikkeling van het ecologisch systeem.’ Omdat we van sommige ontwikkelingen nog aan het begin staan, lijkt er een kleine speelruimte te zijn die ons dan een grote verantwoordelijkheid geeft. Maar is die speelruimte  er wel?

Wij zijn als mensen een product van een chaotisch evolutieproces dat elementen van vernietiging, bedreiging en redding teweeg heeft gebracht die wij slechts in geringe mate in de hand hebben.  Ondanks menselijke inspanningen,  ingrepen, pogingen en goedbedoelde besluiten heeft het evolutionaire ontwikkelingsproces ons zowel geluk en welstand als verdriet en armoede gebracht. Als het goed gaat willen mensen houden wat ze hebben, maar het gebeurt nogal eens dat een dergelijke beheersing en controle juist tot bedreiging en vernietiging leidt. In de natuur, in de kosmos blijft niets hetzelfde. Alles is voortdurend in verandering. Daarom kan het wel eens zijn dat naarmate we de humaniteit willen vasthouden en beschermen we deze om zeep brengen. Het is een veel voorkomende paradox van het bestaan, dat men teweeg brengt wat men juist niet beoogt. De groei van volkeren, het verlengen van de menselijke levensduur, de robotisering van de menselijke arbeid, kunnen het evolutieproces een kant opsturen waar men zich nog geen voorstelling van heeft en die meer bedreigend en vernietigend dan reddend voor ons kunnen zijn. De gevolgen van ons bijsturen of ingrijpen zijn feitelijk amper te overzien. Dat maakt menselijk sturing in het toch al chaotische evolutieproces, zo dat al bewust mogelijk is, tot een hachelijk onderneming.

Het is ook de vraag of we wel mogelijkheden hebben om het evolutieproces te sturen, want we vormen zelf een onderdeel van de evolutionaire ontwikkelingen. We zijn een deel van de exponentiële versnelling van de evolutie. We vervullen er een rol in, maar of we kunnen sturen en er richting aan kunnen geven is zeer de vraag. We kunnen belangrijke vragen die daarbij een rol spelen amper beantwoorden. Is bijvoorbeeld de huidige mens beter of slechter dan een mogelijke transhumane of posthumane levensvorm? Wie is meer waard? En welke instantie bepaalt dat? Zijn we wel in staat lagere levensvormen zoals die van vogels, insecten en dieren te beschermen en te handhaven? Ook als dat ten koste gaat van onszelf? Zouden we bereid zijn onszelf op te offeren voor andere levensvormen? Kunnen we ons als menselijke soort bevrijden van antropocentrisme? Wie of welk overlegorgaan op wereldniveau is in staat te beslissen of de huidige menselijke levensvorm gehandhaafd moet worden oftewel plaats dient te maken voor andere hogere levensvormen?

Dit zijn bijna onmogelijke vragen. Onze humaniteit is een broze en kwetsbare aangelegenheid. Misschien geldt dit voor alles wat leeft. Meer besef daarvan zou de hautaine houding van mensen die de ontwikkelingen van gentherapie en nanotechnologie naar hun hand willen zetten kunnen intomen. Voor een groot deel voltrekken de veranderingen zich buiten ons om. We leven, bewegen en veranderen. Niets blijft wat het is. Laten we vooral het leven kussen in het voorbijgaan.

 

Piet Winkelaar, januari 2016

 

Met dank aan Jos de Mul, Transhumanisme. De convergentie van evolutie, humanisme en informatietechnologie,  in: Filosofie in cyberspace.

 

 

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*